Vragen H2.3 en H2.4 behandelen

Vragen H2.3 en H2.4 behandelen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vragen H2.3 en H2.4 behandelen

Slide 1 - Slide

Planning 
De vragen van H2.3 en H2.4 bespreken 

Slide 2 - Slide

Vraag 38a
Bij een bank heb je een lening gesloten. Het maandtermijn is €85,00. Omschrijf wat een maandtermijn is.
  • Een maandtermijn is een vast bedrag per maand waarmee je een lening terugbetaalt.  (rente + aflossing)

Slide 3 - Slide

Vraag 38b
Leg uit dat de aflossing minder is dan €85,00 per maand.
  • Het termijnbedrag bestaat uit rente en aflossing. Van die € 85 is een deel voor de aflossing en een deel voor de rente.
  • Dus je betaalt bijvoorbeeld 65 euro aan aflossing en 20 euro aan rente.

Slide 4 - Slide

Vraag 38c Wat verandert er aan het geleende bedrag als je aflost?
A
Het geleende bedrag wordt hoger
B
Het geleende bedrag blijft gelijk
C
Het geleende bedrag wordt lager

Slide 5 - Quiz

Vraag 38d
Leg uit dat het betalen van rente niets verandert aan de hoogte van de lening.
  • De rente is alleen een vergoeding die je betaalt omdat je het geld van de bank een tijdje mag gebruiken. 

Slide 6 - Slide

Vraag 40a. Je sluit een lening af van €5.000. Je wilt die zo snel mogelijk terugbetalen. Hoe hoog is de maandtermijn die je gaat betalen?
A
€858,00
B
€343,00
C
€429,00
D
€687,00

Slide 7 - Quiz

Vraag 40b
Hoeveel betaal je in totaal terug in zes maanden?
  • €858,00 x 6= €5.148,00

Slide 8 - Slide

Vraag 40c
Bereken het bedrag dat je na zes maanden aan rente hebt betaald.
Het bedrag dat je terugbetaalt: €5.148
Het bedrag dat je leent: €5.000 
  • € 5.148 – € 5.000 = € 148 

Slide 9 - Slide

Vraag 41a. Je leent €200. In totaal betaal je €215 terug voor deze lening. Welk bedrag heb je als aflossing van de lening betaald? (vul alleen het antwoord in. Rond af op hele euro's)

Slide 10 - Open question

Vraag 41b. Je leent €200. In totaal betaal je €215 terug voor de lening. Welk bedrag heb je aan rente betaald voor deze lening? (vul alleen het antwoord in. Rond af op hele euro's)

Slide 11 - Open question

Vraag 41c
Bereken hoeveel procent de rente is van het geleende bedrag.
Formule: rente: lening x 100
  • Rente: €15,00
  • Lening: €200,00
  • 15 : 200 x 100%= 7,5%

Slide 12 - Slide

Vraag 45. Waarom sluiten mensen een verzekering af?
A
Om minder risico te lopen
B
Om premie te betalen
C
Om geld te besparen
D
Om geld mee te verdienen

Slide 13 - Quiz

Vraag 48. Geef twee mogelijke verklaringen voor het verschil in premie bij een zelfde verzekering.

Slide 14 - Open question

Vraag 49a Milan heeft een nieuwe fiets van €675,00. Hij verzekert zijn fiets tegen diefstal en beschadiging voor vijf jaar. Hoeveel premie betaalt hij? (rond je antwoord op hele euro's)

Slide 15 - Open question

Vraag 50a
Bereken hoeveel de premie per jaar is zonder korting.
Gegevens uit afbeelding: €71,00 premie betaal je per maand
  • €71,00 x 12= € 852,00 per jaar

Slide 16 - Slide

Vraag 50b
Bereken hoeveel korting je krijgt.
  • Gegevens uit de afbeelding: 
  • Korting: 2,4% 
  • Antwoord vraag 50a:
  • €852,00. Je moet nu uitrekenen hoeveel 2,4% is van 852
  • Formule: Bedrag : 100 x rente percentage
  • €852,00 : 100 x 2,4%= € 20,45 

Slide 17 - Slide

Vraag 52a.
Van elke 100 fietsen worden er in een jaar 3 gestolen. De fietsen zijn gemiddeld €650 waard. Hoeveel geld moet de verzekeraar vergoeden als er 1.800 fietsen verzekerd zijn?
  • 1800: 100= 18 
  • 18 x 3= 54 fietsen worden er per jaar gestolen
  • 54 x 650=   € 35.100.

Slide 18 - Slide

Vraag 52b 
Bereken hoeveel premie iedere verzekerde moet betalen om ervoor te zorgen dat de verzekeringsmaatschappij alle schades kan vergoeden. 
€35.100 : 1.800= €19,50 per verzekerde

Slide 19 - Slide

Vraag 54 (laatste vraag) Noem een nadeel en een voordeel van een verzekering met eigen risico

Slide 20 - Open question

Zelfstandig werken
Kijk alle gemaakte opgaven van H2 na 

Slide 21 - Slide