Bijwoorden zeggen iets over HOE het gebeurt en krijgen meestal -ly.
She was walking very quickly. He draws beautifully.
Uitzonderingen: good -> well, fast, long + hard blijven hetzelfde
You speak English well. We run fast. He works hard.
Na een vorm van 'to be' (is, am, are, was, were, have/has been etc) geen -ly:
She is nice. That was good. Spring break has been amazing.