§5.5 Gaswisseling, opname en transport bij planten

§5.5 Gaswisseling, opname en transport bij planten
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

§5.5 Gaswisseling, opname en transport bij planten

Slide 1 - Slide

Leerdoelen §5.4
  1. Je legt uit hoe fotosynthese de basis vormt voor voortgezette assimilatie en dissimilatie bij planten.
  2. Je herkent de voorwaarden voor het fotosyntheseproces.  
  3. Je vergelijkt bruto- en nettoproductie bij planten en benoemt de samenhang tussen hun assimilatie- en dissimilatieprocessen.

Slide 2 - Slide

Planten gebruiken glucose als...
A
Brandstof
B
Bouwstof
C
Brandstof en bouwstof

Slide 3 - Quiz

Via de huidmondjes van het blad kunnen zuurstof en koolstofdioxide de plant in en uit
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Welke formule voor fotosynthese klopt?
A
6 O2+ 6 H2O-> lichtenergie + C6H12O6 + 6 CO2
B
6 CO2 + 6 H2O -> lichtenergie + C6H12O6 + 6 O2
C
6 CO2 + 6 H2O + lichtenergie -> C6H12O6 + 6 O2
D
6 O2+ 6 H2O + lichtenergie -> C6H12O6 + 6 CO2

Slide 5 - Quiz

Wat houdt voortgezette assimilatie in?

Slide 6 - Open question

Aanwezigheid van zonlicht is de enige mogelijk beperkende factor bij fotosynthese
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

De nettoproductie houdt in: alle glucose die...
A
...een plant produceert
B
...een plant produceert en zelf gebruikt
C
...een plant produceert + die een plant niet zelf gebruikt
D
...een plant produceert zonder de glucose die hij opneemt

Slide 8 - Quiz

Hoe groot is de O2 productie door fotosynthese bij verlichtingssterkte R ?

A
0,25
B
0,50
C
0,75

Slide 9 - Quiz

De nettoproductie houdt in: alle glucose die...
A
...een plant produceert
B
...een plant produceert en zelf gebruikt voor dissimilatie
C
...een plant over houdt na dissimilatie en gebruikt voor groei
D
...een plant produceert zonder de glucose die hij opneemt

Slide 10 - Quiz

Drooggewicht = als je een organisme helemaal droogt.
Waarvoor gebruik je dit?
A
Om te kijken of een organisme aan fotosynthese gedaan heeft
B
Om te kijken of het organisme veel water bevat
C
Om te kijken of het organisme groter geworden is
D
Om te kijken of de biomassa van het organisme toegenomen is

Slide 11 - Quiz

Leg uit hoe een pompoen tot een gewicht van 1246 kg kan groeien? (2p) Gebruik de begrippen nettoproductie en voortgezette assimilatie.

Slide 12 - Open question

Leg uit hoe een pompoen tot een gewicht van 1246 kg kan groeien? (2p)

Wanneer er geen beperkende factoren aanwezig zijn kan fotosynthese optimaal werken, dit leidt tot een hoge nettoproductie glucose (1p)
Deze glucose wordt in de voortgezette assimilatie gebruikt voor de opbouw van grote organische stoffen, dit zorgt voor een toename van de biomassa/ het drooggewicht (1p)




Slide 13 - Slide

Opdr. 61
a. Door glucose te verbranden maakt de plant .. eenheden CO2.
b. Het compensatiepunt ligt bij een belichting met .. lampen
c. De maximale fotosynthese bereikt de plant bij een belichting met .. lampen. 
d. De maximale nettoproductie heeft de plant bij een belichting met .. lampen. 
e. Bij een belichting met één lamp is de dissimilatie .. dan de fotosythese
f. Licht toe of de lichtsterkte bij vijf lampen beperkend is voor de fotosynthese. En bij 8 lampen?

Slide 14 - Slide

Opdr. 61
a. Door glucose te verbranden maakt de plant 18 eenheden CO2.
b. Het compensatiepunt ligt bij een belichting met 3 lampen
c. De maximale fotosynthese bereikt de plant bij een belichting met 7 lampen. 
d. De maximale nettoproductie heeft de plant bij een belichting met 7 of meer lampen. 
e. Bij een belichting met één lamp is de dissimilatie groter dan de fotosynthese
f. Licht toe of de lichtsterkte bij vijf lampen beperkend is voor de fotosynthese. En bij 8 lampen?

Slide 15 - Slide

Opdr. 61
f. Licht toe of de lichtsterkte bij vijf lampen beperkend is voor de fotosynthese. En bij 8 lampen?

De lichtsterkte is bij 5 lampen beperkend; verhoog je namelijk de lichtsterkte, dan neemt de fotosyntheseactiviteit toe. De lichtsterkte is bij 8 lampen niet beperkend; een verhoging van de lichtsterkte leidt niet tot toename van de fotosyntheseactiviteit. Een andere factor zal beperkend zijn.

Slide 16 - Slide

Productie in planten
  • Wat wordt weergeven in grafiek 1, 2 en 3?
  • Waar kun je het compensatiepunt
    aflezen? 
  • Waarom stijgt de fotosynthese na
    een tijdje niet meer?  
Opdr. 64

Slide 17 - Slide

Uit het Examen:
Beantwoord de volgende vragen:

1. Hoeveel O2 (in mmol/uur) is er door de plant per uur verbruikt voor dissimilatie?
2. Hoeveel CO2 (in mmol/uur) is er door de plant bij een maximale verlichtingssterkte opgenomen voor fotosynthese?
3. Hoeveel glucose (in mmol/uur) is er door de plant bij verlichtingssterkte Q geproduceerd door fotosynthese?

Slide 18 - Slide

Uit het Examen:
Antwoorden:

1. 0,25 mmol/uur
2. 0,75 mmol/uur (O2 verbruik plant is 0,25 + 0,50 = 0,75 mmol/uur. CO2 afgifte is gelijk aan O2 verbruik). 
3. 0,08 mmol/uur (O2 productie bij Q is 0,50 mmol/uur. Voor elke 6 mol O2 kan er één mol glucose gevormd worden, 0,50/6 = 0,08 mmol) 


Slide 19 - Slide

Ik beheers de leerdoelen en begrippen van paragraaf 5.4 op een goed niveau:
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Producenten staan aan de basis van elke voedselketen!

Slide 21 - Slide

Hoe kan het water vanuit de grond bovenin een metershoge boom komen!?

Slide 22 - Slide

Leerdoelen §5.5
  1. Je beschrijft de gaswisseling bij planten en legt uit hoe planten hun waterbalans onder verschillende omstandigheden handhaven. 
  2. Je beschrijft hoe planten water en voedingszouten in plantenwortels opnemen en transporteren. 
  3. Je vergelijkt de transportroute van planten voor water en mineralen met de sapstromen voor organische stoffen. 

Slide 23 - Slide

Water en mineralen - verdamping
Verdamping zorgt voor een aanzuigende werking en levert een groot deel van de kracht die nodig is om water omhoog te pompen in een boom.

Slide 24 - Slide

Houtvaten
  • vervoeren water en mineralen
  • van wortel naar blad

water omhoog gepompt door: worteldruk, capillaire werking, verdamping

Slide 25 - Slide

Transport in houtvaten

Transport van water en mineralen vanaf wortels omhoog

-> stuwende kracht door:

  1. verdamping via huidmondjes zorgt voor zuigkracht
  2. capillaire werking, doordat het nauwe vaten zijn en het water als een 'draad' omhoog gaat via adhesie/cohesie
  3. worteldruk: nitraat en fosfaat actief opgenomen, hierdoor hogere osmotische waarde, die water uit bodem trekt

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Bastvaten
  • vervoeren water en organische stoffen (sacharose) 
  • van blad naar de rest van de plant

waterdruk door osmose

Slide 29 - Slide

Bij te veel waterverlies
woestijnplant
Kleine bladeren, groene stengel, haren, overdag huidmondjes sluiten

   alle planten
huidmondjes sluiten
Gevolg?

Slide 30 - Slide

Leerdoelen §5.5
  1. Je beschrijft de gaswisseling bij planten en legt uit hoe planten hun waterbalans onder verschillende omstandigheden handhaven. 
  2. Je beschrijft hoe planten water en voedingszouten in plantenwortels opnemen en transporteren. 
  3. Je vergelijkt de transportroute van planten voor water en mineralen met de sapstromen voor organische stoffen. 

Slide 31 - Slide

Wat ga je doen?
  1. Lezen tekst op pagina 170 t/m 173 + bestuderen bron 19
  2. Maken opdracht 74, 75, 78, 80, 82 van §5.5

Tijd over?
Nakijken!
timer
10:00

Slide 32 - Slide

Wortelharen nemen mineralen uit de bodem op in de cel. De concentratie in de cel is hoger dan in de bodem. Dit is een voorbeeld van
A
diffusie
B
osmose
C
actief transport
D
passief transport

Slide 33 - Quiz

Osmose: (A) beweegt altijd naar de plek met de (B) opgeloste stoffen.

A
A:water B: meest
B
A:water B:minste
C
A:opgeloste stoffen B:meeste
D
A:opgeloste stoffen B:minste

Slide 34 - Quiz

Stroming in de houtvaten gaat ...
A
omhoog
B
omlaag
C
in beiden richtingen

Slide 35 - Quiz

Door welke 3 krachten wordt water in een plant omhoog getransporteerd?

Slide 36 - Open question

In de bastvaten is de richting van de sapstroom afhankelijk van de plaats waar de suikers nodig zijn. Noem een situatie waarbij de sapstroom omhoog gaat en een waarbij deze omlaag gaat.

Slide 37 - Open question