donderdag 10 oktober

Unit Babel
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 6

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Unit Babel

Slide 1 - Slide

Wat doen we vandaag?
Vorige week begonnen met bouwplan voor tekst Babel-de meeste van jullie schrijven een column
tekststructuren en tekstdoelen (herhalen)
Tekst lezen Waarom leren Nederlands is niet gemakkelijk
hoofdgedachte en quiz
Quizlet/
schrijven aan je bouwplan


Slide 2 - Slide

lesdoel
Ik weet wat de hoofdgedachte van een tekst is en ik kan zelf de hoofdgedachte formuleren in 1 zin.

Slide 3 - Slide

Hoofdzaken en Hoofdgedachte





                                                                                      Wat weet je nog van ...

Slide 4 - Slide

Onderwerp en hoofdgedachte
Een tekst heeft natuurlijk altijd een ONDERWERP.
Daarnaast heeft elke tekst een HOOFDGEDACHTE.

Deze moet je zelf kunnen bepalen!

Slide 5 - Slide

Hoofdgedachte hele tekst
Wat is ook alweer de hoofdgedachte?
Hoe bepaal je die?


Slide 6 - Slide

Hoofdgedachte 
De hoofdgedachte is vaak te vinden:

  • in de inleiding of het slot van de tekst

Vraag bij hoofdgedachte:
Wat is het belangrijkste wat er in de hele tekst over het onderwerp wordt gezegd?



Slide 7 - Slide

Hoofdgedachte
  • Het belangrijkste wat er over het onderwerp wordt gezegd is de hoofdgedachte.

  • een hele zin, maar geen vraagzin!

Slide 8 - Slide

Oefenen
Lees de tekst "Waarom leren Nederlands is niet makkelijk"

Vraag:
Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
Vraag:
Waarom heb ik deze tekst uitgekozen om te lezen?

Slide 9 - Slide

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Slide 10 - Open question

Video tekststructuren

Slide 11 - Slide

Wat doet een tekstschrijver meestal in de inleiding? Kies 2 antwoorden
A
het onderwerp introduceren
B
standpunt onderbouwen
C
de aanleiding introduceren
D
aandacht van de lezer trekken

Slide 12 - Quiz

En wat staat er meestal in het slot?
A
een aanbeveling (recommendation)
B
een conclusie
C
een samenvatting
D
een grap

Slide 13 - Quiz

Welke functies heeft de inleiding?
Meerdere antwoorden mogelijk.
A
Aansluiten bij de actualiteit
B
introductie onderwerp en anekdote
C
belang voor de lezer
D
voorbeeld geven

Slide 14 - Quiz

Welke structuur kent deze tekst?
A
probleem - oplossing
B
verschijnsel (phenomenon)- verklaring (explanation)
C
standpunt - argumenten
D
verleden - heden - toekomst

Slide 15 - Quiz

Hoe onderbouwt de schrijver de hoofdgedachte?
A
door oorzaken te analyseren
B
door voorbeelden te geven
C
door deskundigen aan het woord te laten
D
door argumenten te geven

Slide 16 - Quiz

Welke conclusie trekt de schrijver in het slot?
A
Er is geen slot in deze tekst.
B
Nederlands is een moeilijke taal.
C
Hij geeft voorbeelden.
D
Zij zegt dat je beter geen Nederlands kan leren.

Slide 17 - Quiz

Welke oplossing wordt er geadviseerd?
A
Meer onderzoek doen
B
Lachgas verbieden
C
Meer voorlichting geven
D
Meer aan preventie doen

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

werken aan je bouwplan

Slide 27 - Slide