3.1 - Week 47 - Herhaling TT & VT + Voltooide tijd

ZRGVEPL419AK
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

ZRGVEPL419AK

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
- Herhaling van vorige week:
Regels tegenwoordige tijd
Regels verleden tijd
- Uitleg voltooide tijd
- Quiz
- Opdrachten werkboek & online

Slide 2 - Slide

Dus...
1. Tegenwoordige tijd   
ik = stam       
ander = stam + t       
meervoud = hele werkwoord


Slide 3 - Slide

Dus...
2. Verleden tijd
- sterk werkwoord = klank verandert (ik loop, ik liep)
- zwak werkwoord = 't ex-kofschip wel?   + te / ten
                                                                         niet?  + de / den

Slide 4 - Slide

't ex kofschip
Hoe zat het ook alweer?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wie ... (oplossen)
het raadsel toen op?
(verleden tijd)
A
loste
B
lostte
C
lost
D
oploste

Slide 8 - Quiz

Ik ... (polijsten)
mijn koperen gewichten.
(verleden tijd)
A
polijstte
B
polijste

Slide 9 - Quiz

Daarom .... (starten)
hij gisteren dus niet.
(verleden tijd)
A
staarte
B
starte
C
start
D
startte

Slide 10 - Quiz

Bianca en Chantal (zeven)
vorige week het zand.
(verleden tijd)
A
zeevde
B
zeefden
C
zeevte
D
zeefte

Slide 11 - Quiz

Het huis ... (branden)
nogmaals af.
(verleden tijd)
A
brande
B
brandde
C
brand
D
brandt

Slide 12 - Quiz

... (sluiten)
jullie vorige maand een deal?
(verleden tijd)
A
sluiten
B
sluitten
C
sloten
D
slootten

Slide 13 - Quiz

Voltooide tijd
In de voltooide tijd is iets al gebeurd:

Ik heb mijn opleiding afgerond.
Ik heb al werk gevonden.

Slide 14 - Slide

Voltooide tijd
Het voltooid deelwoord is de vorm van het werkwoord die je gebruikt:
Afronden - rondde af - afgerond
vinden - vond - gevonden

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Onregelmatige werkwoorden
Ook het voltooid deelwoord moet je leren

Slide 17 - Slide

Regelmatige werkwoorden 
(veranderen niet van klank):

't ex kofschip
Ik fiets - ik fietste - ik heb gefietst
Ik smurf - ik smurfte - ik heb gesmurft

Slide 18 - Slide

Voltooide tijd:
Je hebt altijd een tweede werkwoord nodig:

Ik heb gegeten
ik ben geslaagd

Dat is een hulpwerkwoord

Slide 19 - Slide

Hij heeft die jongen weer
(stompen)

A
gestompt
B
gestompd
C
stompte
D
gestamd

Slide 20 - Quiz

Heeft Jacintha met die
leuke David ....(dansen) ?

A
gedansd
B
gedanst
C
gedansdt

Slide 21 - Quiz

Op school wordt teveel (vergaderen)
.
A
vergaderd
B
vergadert

Slide 22 - Quiz

Heb je (checken)
of hij ziek was?
A
checkte
B
gecheckd
C
checkt
D
gecheckt

Slide 23 - Quiz

Wesley had naar
Eileen ....... (fluiten)

A
gefluit
B
gefloten
C
gefloot
D
gefluiten

Slide 24 - Quiz

Dit heeft je mentor
nooit ........... (toestaan)

A
toestaant
B
toestond
C
toegestaan
D
toegestaand

Slide 25 - Quiz

Jelle heeft Sanne
heel hard ............ (knijpen)

A
geknijpt
B
geknijpd
C
geknepen

Slide 26 - Quiz

Dus... wat moet je nu nog maken?
VIA STARTTAAL ONLINE:
Tegenwoordige tijd - oefening 1 t/m 5 + deeltoets
Verleden tijd - oefening 1 t/m 5 + deeltoets
Voltooide tijd - oefening 1 t/m 5 + deeltoets

Slide 27 - Slide

Dus... wat moet je nu nog maken?
- Maak de online opdrachten serieus.
- Je moet voldoendes halen.
- Je kunt alle benodigde informatie in de voorgaande lessen vinden.
- Vraag om hulp als het je niet lukt!

Slide 28 - Slide

Volgende week
Deel 1 van de les:
- Herhaling werkwoordspelling
- Quiz om te oefenen

Deel 2 van de les:
- Toets werkwoordspelling

Slide 29 - Slide