poser une question

Poser une question
1 / 42
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Poser une question

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Le programme
Poser une question.
- voorkennis
- herhaling uitleg
- zelf oefenen



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Waaraan herken jij een vraag in het NL?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat weet je nog over vragen stellen in het Frans?
Schrijf zo uitgebreid en zoveel mogelijk op.

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Poser une question - herkennen
Aan welke kenmerken in onderstaande zinnen zie je dat het om een vraag gaat:

  • Est-ce que tu fais du sport?
  • Aimez-vous les fruits?
  • Pourquoi est-ce que tu as choisi ce profile?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Poser une question - categorieën
In het Frans zijn er twee soorten vraagzinnen:
- zonder vraagwoord
- met vraagwoord

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Poser une question - kenmerken
Je kunt dus aan verschillende 'dingen' zien dat het om een vraagzin gaat: 
- een vraagteken
- est-ce que...
- inversie (ommedraai onderwerp en werkwoord)
- een vraagwoord (quel? pourqoui? Où?, etc)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Poser une question - zonder vraagwoord
De vragen zonder vraagwoord zien er als volgt uit:
  • als een gewone zin, vragend uitgesproken
      'Vous parlez français?'
  •   est-ce que + gewone zinsvolgorde.
       'Est-ce que vous parlez français?'
  •   Inversie
      'Parlez-vous français?'

Inversie: omdraaien van onderwerp en persoonsvorm. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Poser une question - inversie
Het omkeren van de persoonsvorm met het onderwerp:
- 'Vous parlez français?'          - 'Parlez-vous français?'

De inversie kan ook alleen als er een persoonlijk voornaamwoord gebruikt wordt en niet bij bijvoorbeeld namen en/of zelfstandige naamwoorden (Peter of les parents).

Let op! Ontstaat er klinkerbotsing door de inversie dan komt er een extra t (met extra streepjes) tussen:        - Il a un chien?                          - A-t-il un chien?


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Tot nu toe volg ik de uitleg nog:
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Poll

This item has no instructions

Schrijf in je eigen woorden op wat de
drie manieren zijn om een zin vragend
te maken in het Frans (zonder vraagwoord)

Slide 11 - Mind map

This item has no instructions

Schrijf zo veel mogelijke Nederlandse vraagwoorden op binnen 20 seconden!
timer
0:20

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Poser une question - mét vraagwoord
  • Gewone zin + vraagwoord + ?
                       Tu habites ?
  • Vraagwoord + est-ce que + gewone zin
                       'Pourquoi est-ce que vous parlez français?'
  • Vraagwoord + inversie
                       Quand fais-tu les devoirs?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Poser une question - mét vraagwoord

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Maak de juiste combinaties van de vraagwoorden.
wie
wat
waar
wanneer
hoe
hoe veel
combien
qui
qu'est-ce que
quand
comment

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Schrijf in je eigen woorden op wat de
drie manieren zijn om een zin vragend
te maken in het Frans (met vraagwoord)

Slide 16 - Mind map

This item has no instructions

Poser une question - 'Quel'
We hebben nu een aantal vraagwoorden gezien. 'Quel' is hier ook één van.  
Quel betekent wat, maar is een bijzonder vraagwoord.

Wat je moet weten over 'quel':
- Het past zich aan, aan het zelfstandig naamwoord in getal én geslacht.




______ est la fille? (v ev)
______ est ton pays préféré? (m ev)


Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Waarom verandert
het vraagwoord quel?

Slide 18 - Mind map

This item has no instructions

Wat betekent:
Poser une question

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Quel sont les 3 manières pour poser une question?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Poser une question (maak anders vragend)
Il fait du sport?

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Poser une question (maak anders vragend)
Tu aimes les pommes?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Poser une question (maak anders vragend)
Est-ce que David adore les devoirs?

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

quand
comment
pourquoi
combien
qu'est-ce que
waar
waarom
wanneer
hoe
wat
hoe veel

Slide 24 - Drag question

Zoek de vertaling van de vraagwoorden. Sleep de blauwe kaders op de rode.
Leg in je eigen woorden uit: Comment poser une question? (met vraagwoord)

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Poser une question (maak anders vragend)
Tu habites où?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Poser la bonne question
Sleep onderstaande vraagwoorden op de juiste plek. Er blijven twee vraagwoorden over.
 habites-tu?
de matières as-tu cette année?
tu t’appelles?
est-ce que l’année scolaire finit?
âge as-tu?
est-ce ton professeur préféré?
Pourquoi
Comment
Qui
Quand
Combien
Quel
Qu'est-ce-que

Slide 27 - Drag question

This item has no instructions

Is het quel/quelle/quels/quelles
............... est ton jean préféré?

A
quels
B
quelles
C
quel
D
quelle

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Kies: quel/quelle/quels/quelles

Tu vas acheter ..... voiture?
A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Comment tu t'appelles?
Comment est-ce que tu t'appelles?
Tu t'appelles comment?
gewone volgorde + vraagwoord
vraagwoord + gewone volgorde
vraagwoord + est-ce que + gewone volgorde

Slide 30 - Drag question

This item has no instructions

Poser une question (maak anders vragend)
Tu t'appelles comment?

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

De uitleg begreep ik goed:
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

This item has no instructions

De opdrachten kon ik goed maken:
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

This item has no instructions

Les devoirs
Oefen minimaal op drie verschillende momenten met deze stof. Maak voor volgende week:
  • Exit van deze les zie sheet 37 + 38 (doe dit nu direct of zsm (lees vanmiddag))
  • drie bokaalvragen (zie sheets 39 - 42)
  • opdrachten GL ch 5 onderdeel H (vragen stellen)
  • opdrachten GL ch 6 onderdeel D (quel)
Zet dit nu direct in je agenda/planner!

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Begin op tijd: de tijd gaat sneller dan je denkt ;)

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Merci et à la prochaine !

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Exit
Vul de exit in via de Google Forms link op de volgende sheet.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Slide 38 - Link

This item has no instructions

Vraagbokaal
Bedenk nu zelf een vraag (met antwoord) voor een andere leerling

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Zonder vraagwoord
Maak een vraag voor een ander en geef ook het antwoord erbij.

Slide 40 - Open question

This item has no instructions

Met vraagwoord
Maak een vraag voor een ander en geef ook het antwoord erbij.

Slide 41 - Open question

This item has no instructions

Met vraagwoord quel
Maak een vraag voor een ander en geef ook het antwoord erbij.

Slide 42 - Open question

This item has no instructions