2 - herhaalles

Herhaling hoofdstuk 2
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Herhaling hoofdstuk 2

Slide 1 - Slide

Wat is een voorbeeld van een vraaglijn?
A
Q = -2p + 100
B
Q = 3p - 85

Slide 2 - Quiz

De vraaglijn is een overzicht van ..
A
De betalingsbereidheid
B
Consumentvertrouwen
C
De kosten
D
De leveringsbereidheid

Slide 3 - Quiz

De vraaglijn van een product verschuift niet als....

A
het aantal consumenten stijgt
B
het inkomen daalt
C
de prijs van het product stijgt
D
de behoefte van de consument verandert

Slide 4 - Quiz

Wat kan een reden zijn voor deze verschuiving van de vraaglijn?
A
Afname van het aantal consumenten
B
Verslechtering kwaliteit concurrerende producten
C
Toename besteedbaar inkomen
D
Toename productiviteit

Slide 5 - Quiz

Bij loonsverhogingen verschuift de aanbodlijn naar ...
A
Links Omlaag
B
Links Omhoog
C
Rechts Omlaag
D
Rechts Omhoog

Slide 6 - Quiz

Vaste kosten zijn:
A
Kosten die afhangen van de omvang van de productie of de afzet.
B
Kosten die niet afhangen van de omvang van de productie of de afzet.
C
Kosten die afhangen van de omvang van de omzet.

Slide 7 - Quiz

Hoe ziet de formule voor de totale winst er uit?
A
TW=3q-30000
B
TW=3q+30000
C
TK=6q-30000
D
TK=6q+30000

Slide 8 - Quiz

Hoe ziet de TK formule er uit?
A
TK = 6q + 30000
B
TK=3q-30000
C
TK=3q+300000
D
TK=3q+30000

Slide 9 - Quiz

Welk van onderstaande stellingen is waar?
TO = Totale Opbrengst
A
TO = p x q
B
TK = p / q
C
TO = TK - TW
D
TO = TK + TW

Slide 10 - Quiz

qv = -100p+20000
Men verkoopt dit product voor €60 per stuk. Geef aan wat de afzet is en wat de omzet is.
(zorg voor de juiste eenheden)

Slide 11 - Open question

Vraagfunctie: Qv = -20P + 100
Aanbodfunctie: Qa = 40P - 50
Wat is de evenwichtshoeveelheid?
timer
2:30

Slide 12 - Open question

Vraagfunctie: Qv = -20P + 100
Aanbodfunctie: Qa = 40P - 50

Slide 13 - Slide

Vraag en aanbodoverschot

Slide 14 - Slide

Een heterogeen product is:
A
In de ogen van de consument verschillend
B
In de ogen van de consument hetzelfde
C
Het verschil tussen vraag en aanbod als de prijs lager is dan de evenwichtsprijs
D
Het verschil tussen vraag en aanbod als de prijs hoger is dan de evenwichtsprijs.

Slide 15 - Quiz

Weinig aanbieders en veel vragers is een voorbeeld van
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 16 - Quiz

Eén aanbieder en veel vragers
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 17 - Quiz

Een restaurant is een voorbeeld van
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 18 - Quiz

Wanneer spreken we van Marktevenwicht?
A
Wanneer er even veel mensen als aanbieders op de markt aanwezig zijn
B
Als er even veel appels als peren op de markt zijn
C
Situatie op de markt waarbij vraag en aanbod niet aan elkaar gelijk zijn.
D
Situatie op de markt waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn.

Slide 19 - Quiz

Twee beweringen over volkomen concurrentie.
I. Op de markt van volkomen concurrentie is er sprake van een heterogeen goed.
II. Op de markt van volkomen concurrentie heeft de individuele aanbieder geen invloed op de prijs.
Welke bewering(en) is/zijn goed?

A
A Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 20 - Quiz

Welk kenmerk hoort niet bij de markt van volledige mededinging?
A
Vrije toe- en uittreding.
B
Homogeen product.
C
Vele (kleine) aanbieders.
D
Ondoorzichtige markt.

Slide 21 - Quiz