What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
p2w6 figuurlijk taalgebruik
Nederlands
1.
Start:
terugblik 1.1-1.3 woordenschat
2.
Uitleg:
1.4 Figuurlijk taalgebruik
3.
Zelfstandig aan de slag:
opdrachten 1.4
KLAAR?
Bekijk feedback brief
4.
BINGO!
wk 10: toets woordenschat Nu Nederlands H1 (p231-251)
1 / 15
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
15 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Nederlands
1.
Start:
terugblik 1.1-1.3 woordenschat
2.
Uitleg:
1.4 Figuurlijk taalgebruik
3.
Zelfstandig aan de slag:
opdrachten 1.4
KLAAR?
Bekijk feedback brief
4.
BINGO!
wk 10: toets woordenschat Nu Nederlands H1 (p231-251)
Slide 1 - Slide
HERHALING - Theorie
Soms kun je de betekenis van een
onbekend woord
vinden door goed naar het woord zelf te kijken:
1. Herken je een
deel
van het woord? Bijv.
kermisattractie
2. Herken je
voor- en achtervoegsels
bij het woord? Bijv.
multicultureel
3. Lijkt het
onbekende woord
op een woord dat je
kent
? Bijv.
personage
Slide 2 - Slide
Waarom moet je weten wat figuurlijk taalgebruik is?
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
THEORIE
Woorden kunnen letterlijk en figuurlijk bedoeld zijn.
Bij
letterlijk taalgebruik
bedoel je precies wat er staat.
Bart en Maya zetten de bloemetjes buiten
De bloemen die Bart en Maya hebben gekocht,
krijgen een plekje in de tuin.
Slide 5 - Slide
THEORIE
Woorden kunnen letterlijk en figuurlijk bedoeld zijn. Iemand gebruikt
figuurlijk taalgebruik
als hij wil overdrijven of als hij iets mooier wil maken.
Bart en Maya zetten de bloemetjes buiten
Bart en Maya vieren uitbundig feest.
Slide 6 - Slide
THEORIE
Een uitdrukking is altijd figuurlijk bedoeld. Voorbeelden zijn:
iets van de daken schreeuwen
iets aan iedereen vertellen
uit de verf komen
goed bij anderen overkomen
de draad kwijt zijn
niet meer weten hoe het verder moet
Slide 7 - Slide
Een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik:
A
ik schiet uit mijn slof
B
ik ben verdrietig
C
ik krijg een punthoofd
D
ik heb buikpijn van het lachen
Slide 8 - Quiz
Wat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn kapper zit met haar handen in mijn haar.
B
De wedstrijd was onwijs spannend.
C
Onder de boom lag een dode vogel.
D
Ik zit met mijn handen in het haar.
Slide 9 - Quiz
Uitdrukkingen zijn figuurlijk taalgebruik.
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quiz
Wat is een voorbeeld van letterlijk taalgebruik?
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven
Slide 11 - Quiz
Welk woord is figuurlijk gebruikt?
Hij staat aan de voet van de berg.
A
Hij
B
berg
C
staat
D
voet
Slide 12 - Quiz
Welke zin bevat figuurlijk taalgebruik?
A
Zij is nogal over het paard getild
B
Zij is op het paard getild
C
Hij maakte onze slapend hond wakker, dat moet je nooit doen!
Slide 13 - Quiz
Aan de slag!
- Maak alle opdrachten bij 1.4 Figuurlijk taalgebruik
-
K
laar?
Bekijk de opmerkingen op je sollicitatiebrief en c.v.
Laatste 10 minuten:
BINGO!
Slide 14 - Slide
TOETS vocabulaire
in week 10
H1 Woordenschat (p231-251)
Slide 15 - Slide
More lessons like this
figuurlijk taalgebruik
June 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.4
October 2024
- Lesson with
26 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3 / 1.4
April 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3 - P1a
March 2022
- Lesson with
18 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.4 (politieke begrippen kort)
October 2024
- Lesson with
37 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat 1.3 - P1a
March 2022
- Lesson with
22 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Woordenschat + uitdrukkingen Les 1 - 2022
December 2021
- Lesson with
19 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Figuurlijk taalgebruik
October 2022
- Lesson with
23 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1