Thema 2 BS4: Bevruchting en zwangerschap MAX

BS 4: Bevruchting en Zwangerschap
Blz. 98 lesboek
Aanmelden op LessonUp
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

BS 4: Bevruchting en Zwangerschap
Blz. 98 lesboek
Aanmelden op LessonUp

Slide 1 - Slide

Herhaling menstruatiecyclus
Wat weet je nog?

Slide 2 - Slide

Een menstruatiecyclus duurt.....
A
21 dagen
B
3 tot 5 dagen
C
28 dagen
D
7 dagen

Slide 3 - Quiz

Wat gebeurt er op dag 14 van de menstruatiecyclus?
A
Je bent vruchtbaar
B
Je bent ongesteld
C
Je hebt de eisprong
D
Er gebeurt niks bijzonders op dag 14

Slide 4 - Quiz

In de menstruatiecyclus is dag 1
A
De eisprong
B
Begin van de menstruatie
C
Eind van de menstruatie

Slide 5 - Quiz

In afbeelding 12 is de lengte van de menstruatiecyclus van vijf vrouwen
weergegeven.
De lengte van de menstruatiecyclus
verandert het meest op:
A
16 jarige leeftijd
B
32 jarige leeftijd

Slide 6 - Quiz

Wat bepaalt het begin van de menstruatiecyclus?
A
Bloedverlies uit vagina
B
De eisprong.
C
Dikker worden baarmoederslijmvlies
D
Er is geen beginpunt.

Slide 7 - Quiz

Op de kalender in afbeelding 16 heeft Sarah aangegeven wanneer ze ongesteld was. Ze menstrueert erg regelmatig. Haar cyclus duurt precies vier weken.

Hoeveel dagen was Sarah ongesteld?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 8 - Quiz

Op de kalender in afbeelding 16 heeft Sarah aangegeven wanneer ze ongesteld was. Ze menstrueert erg regelmatig. Haar cyclus duurt precies vier weken.

Op welke dag zal de ovulatie naar verwachting plaatsvinden?
A
15 januari
B
29 januari
C
30 januari
D
12 januari

Slide 9 - Quiz

Op de kalender in afbeelding 16 heeft Sarah aangegeven wanneer ze ongesteld was. Ze menstrueert erg regelmatig. Haar cyclus duurt precies vier weken.

Op welke dag zal de volgende menstruatie naar verwachting plaatsvinden?
A
15 januari
B
29 januari
C
11 januari
D
12 januari

Slide 10 - Quiz

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven welke veranderingen er in het lichaam van  een vrouw plaatsvinden net voor en na de bevruchting.
  • Je kunt de verschillen in de functie van zaadcellen en eicellen noemen.
  • Je kunt de embryonale ontwikkeling beschrijven.
  • Je kunt beschrijven hoe eeneiige en twee-eiige tweelingen ontstaan.

Slide 11 - Slide

Bij geslachtsgemeenschap komen de zaadcellen eerst in de _______ en gaan via de __________ naar de eileiders. In een _________ kan een eicel worden bevrucht door een ___________ . Bij bevruchting ____________ de kern van een zaadcel met de _______________ van een _________ . Er ontstaat dan een _____________ eicel. Als de eicel niet wordt bevrucht, gaat hij binnen een dag dood.
 
.
eicel
Vagina
Baarmoeder
eileider
Zaadcel
Versmelt
Kern
Bevruchte

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Video

Bevruchting
Als sperma in de vagina komt, bewegen de zaadcellen zich met behulp van de zweepstaart naar de eicel (in de eileider).
Eicellen zijn groot, doordat ze veel reservevoedsel bevatten.
Zaadcellen zijn klein en bevatten geen voedingsstoffen. Zij halen hun energie uit de voedingsstoffen in het vocht van de zaadblaasjes. 

Slide 14 - Slide

Zaadcel vs Eicel
Zaadcellen kunnen ongeveer 
3 dagen in leven blijven.
Voor bevruchting moet er in de eileider ook een eicel aanwezig zijn. 
Een eicel blijft na de ovulatie ongeveer 12 tot 24 uur in leven.

Slide 15 - Slide

Het moment van bevruchting.
Als een zaadcel in de eileider een eicel tegenkomt, dringt 
de kop van de zaadcel de eicel binnen.
Als 1 zaadcel binnen is, wordt het celmembraan van de eicel meteen ondoordringbaar voor de andere zaadcellen.

Als de kern van de zaadcel samensmelt met de kern van de eicel spreken we van Bevruchting!

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Bevruchting
Als een eicel is bevrucht, blijft het gele lichaam in stand. 
(het gele lichaam sterft niet af).
Deze blijft hormonen maken om te zorgen dat het baarmoederslijmvlies dik blijft en er geen menstruatie optreedt. Ze wordt niet ongesteld en is "overtijd".


Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Eerste deling
Na de bevruchting deelt de bevruchte eicel zich een aantal keren. Er komen cellen bij, maar het klompje cellen wordt niet groter.

Dit klompje cellen wordt door de eileider naar de baarmoeder vervoerd. 
Dit proces duurt 5 tot 12 dagen.

Slide 21 - Slide

Innesteling
Als het klompje cellen aangekomen is in de baarmoeder vindt de innesteling plaats. 
Het klompje cellen nestelt zich (zet zich vast) in het baarmoederslijmvlies.

De vrouw is dan zwanger.





Slide 22 - Slide

Embryo
Na de innesteling groeit het klompje cellen door heel veel celdelingen (mitose) uit tot een embryo.

Zo noem je het nieuwe 
leven de eerste 8 weken 
na de bevruchting.






Slide 23 - Slide

In het baarmoederslijmvlies zitten holten gevuld met bloed van de moeder. Hieruit kan het Embryo zuurstof en voedingsstoffen opnemen. 

Terwijl het embryo groeit ontstaat er een placenta (moederkoek) uit het weefsel van de moeder en het Embryo
Placenta

Slide 24 - Slide

Placenta en navelstreng
Het bloed van de moeder en het bloed van 
het embryo stromen vlak langs elkaar, 
maar komen nooit met elkaar in aanraking.
Stoffen kunnen worden uitgewisseld. 
  • Zuurstof en voedingsstofen van moeder 
      naar het embryo
  • Afvalstoffen en CO2 van het embryo naar 
      de moeder

Slide 25 - Slide

afvalstoffen
foetus
navelstreng
placenta
voedingstoffen
zuurstof

Slide 26 - Drag question

De navelstreng
De placenta is via de navelstreng verbonden met het embryo 

Navelstrengader : Hierin stroomt bloed van de placenta
naar het embryo. Rijk aan zuurstof en voedingsstoffen

Navelstrengslagaders : Hierin stroomt bloed van het
embryo naar de placenta. Rijk aan afvalstoffen en 
koolstofdioxide (CO2)



De stofwisseling vindt plaats in de placenta.

Slide 27 - Slide

Welke (slag)ader vervoert wat in de navelstreng?

1
2
A gaat richting placenta
B is richting embryo/foetus
zuurstof
voedingsstoffen
afvalstoffen

Slide 28 - Drag question

Vruchtvliezen en vruchtwater.
Vanaf de derde maand noem je het embryo een foetus (spreek uit: feutus). Bij een Foetus zijn alle belangrijke organen al gevormd. 

Om de foetus heen liggen 2  vruchtvliezen. Ze bestaan uit weefsel van het embryo) 
De vruchtvliezen zijn gevuld met vruchtwater. 
De foetus kan hierin gemakkelijk bewegen.
Het vruchtwater beschermt de foetus tegen stoten, uitdroging en verandering van de temperatuur.

Slide 29 - Slide

SLEEP DE BESCHRIJVINGEN NAAR HET JUISTE BEGRIP
Placenta
Vruchtwater
Baarmoeder-
slijmvlies
Navelstreng
Bevat bloed van het moeder en bloed van het embryo
Beschermt het embryo tegen o.a. schokken en uitdroging
Hierdoor stroomt alleen bloed van het embryo (niet van de moeder)
Dit zorgt in de eerste weken van de zwangerschap voor zuurstof en voedingsstoffen

Slide 30 - Drag question

Embryo en foetus

Slide 31 - Slide

Tweelingen
Twee-eiige tweeling: Ontstaan uit 2 bevruchte eicellen. Er ontstaan 2 klompjes cellen die beide innestelen.

Eeneiige tweeling: Ontstaat uit 
1 bevruchte eicel. Tijdens de eerste 
delingen raken de cellen los van elkaar. 
Er ontstaan dan 2 losse klompjes cellen. 
Beide klompjes nestelen zich in.

Slide 32 - Slide

Een feitje....

Slide 33 - Slide

vragen
VRAGEN? 

Slide 34 - Slide

Aan de slag:

2.4. Bevruchting en Zwangerschap
Lees blz. 98 t/m 103
Maak opdracht 1 t/m 8 in BVJMAX
timer
10:00

Slide 35 - Slide

Zelf aan de slag
Maken Bs 4:  1, 3,6,7,8

eerder klaar:
ga naar "oefenen" op biologiepagina.nl
timer
5:00

Slide 36 - Slide