6. has visitado ido /habéis ido/ habéis ido de viaje
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
CD (lv)y CI (mv)
Slide 6 - Slide
Tu rutina diaria
Me despierto- me levanto- me ducho- me baño- me lavo el pelo- me afeito- me peino- me cepillo los dientes- me visto- desayuno- me maquillo- escucho la radio- veo la tele- leo el periódico- me voy .
Slide 7 - Slide
¿ Lo sabes todo del Nivel A1?
Por turnos:
corrige y responde
Moet "di " zijn = gebiedende wijs
Slide 8 - Slide
Con Gusto 2 nuevo, Unidad 1 : El gusto de aprender
Programa:
- speciale
werkwoordsconstructies
- vertellen wat je moeilijk,
makkelijk, leuk vindt ..........
Slide 9 - Slide
We lezen de informatie en beantwoorden de vragen op p.9
Slide 10 - Slide
opdr. 2a p.10 ¿ Seguimos estudiando?
- lees de berichtjes aan de docente en onderstreep de ww-constructies met infinitivo/ gerundio
- Wie heeft welke foto gestuurd?
Slide 11 - Slide
empezar a+ infinitivo
beginnen met
dejar de+infinitivo
stoppen met
volver a+infinitivo
opnieuw....
acabar de+infinitivo
zojuist.....
seguir + gerundio
blijven/doorgaan met....
Bijzondere werkwoordsconstructies
empiezo a trabajar
dejo de participar
vuelvo a inscribirme
acabo de comprar
sigo asistiendo
Zoek in de "boodschappen" de zinnen met onderstaande constructies
Slide 12 - Slide
Onderstaande ww- constructies kennen we al
IR a + infinitivo:
Mañana voy a hacer los deberes.
Morgen gaik mijn huiswerk maken.
TENER que + infinitivo:
Tengo que trabajar a las 6.
Ik moet om 6 uur werken.
ESTAR + gerundio:
Estoy comiendo un bocadillo de jamón con queso.
Ik ben een broodje ham-kaas aan het eten.
Slide 13 - Slide
Nieuw zijn nu de volgende werkwoordsconstructies
Empezar a + infinitivo beginnen te doen
Volver a + infinitivo weer gaan doen
Dejar de + infinitivo stoppen met ...
Acabar de + infinitivo zojuist gedaan hebben
Seguir + gerundio blijven/doorgaan met...
Slide 14 - Slide
Vertaal.....
Slide 15 - Slide
Wat moet je besluiten?
maak opdr. 3 en 5 tb
Slide 16 - Slide
opdr. 6a p.11 : Vul de enquete van "la academia de idiomas" in:
Slide 17 - Slide
¿Recuerdas?
Me gusta (bastante/mucho)...
A mí también./ A mí no.
No me gusta (mucho/nada)...
A mí tampoco. / A mí sí.
Slide 18 - Slide
opdr. 6b Voorkeuren en moeilijkheden
-Gustar: leuk vinden me gusta/ me gustan
-Costar (ue): moeite kosten me cuesta/ me cuestan
- Aburrir:vervelen me aburre/ me aburren
- Parecer:lijken me parece/ me parecen
Slide 19 - Slide
Met "lo que" (dat wat) kan iets benadrukt worden:
¿Qué es lo que más te gusta del idioma español?
Lo que (más) me gusta es estudiar los verbos
Lo que (menos) me gusta son los tiempos en pasado
"Lo que" gebruik je altijdmet een werkwoord!!
Slide 20 - Slide
Lo + bijvoeglijk naamwoord p.18
Vóór een bijvoeglijk naamwoord dat zelfst. wordt gebruikt komt "lo":
Lo mejor de la clase es la gramática ;-) het beste van Lo más interesante de Sevilla es............ het meest interessante ...
Lo menos aburrido de la clase es la pausa het minst saaie
maak opdracht 3 uit het wb p. 6
Slide 21 - Slide
Maak 7 zinnen
gebruik ook 2 x de constructie met lo que:
1. Me gusta/me gustan
2. Me aburre/me aburren
3. Me cuesta/ me cuestan
4. Me parece fácil
5. Me parece difícil
6. Het belangrijkste is....
7. het meest interssante is......
timer
5:00
Slide 22 - Slide
Zeg of je het leuk, , moeilijk, makkelijk vindt; of je het saai of interessant vindt etc.