This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Van oorlog naar oorlog
Crisis in de jaren dertig
Geschiedenis - Basis 2
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
...ken je de begrippen economische crisis. (R)
...weet je hoe de economische crisis in de jaren dertig ontstond. (T1)
...weet je welke gevolgen de crisis had voor Duitsland. (T1)
Slide 2 - Slide
De nieuwe grenzen van Duitsland
Slide 3 - Slide
Even gaat het beter
Het bedrag van de herstelbetalingen was té hoog. Daarom leenden de Duitsers geld van de Verenigde Staten.
Heel eventjes ging het goed met de Duitse economie. Maar...
herstelbetaling
Geld dat de verliezer na een oorlog aan de overwinnaars moet betalen.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
0
Slide 11 - Video
Crisis in Amerika
Als je iets koopt kan je in sommige winkels later betalen. Dat noemen we 'kopen op afbetaling' of je leent geld van de bank. Op zwarte donderdag zijn die aandelen ineens niets meer waard.
kopen op afbetaling
Dat je spullen koopt die je pas later betaald. Bijvoorbeeld je koopt nu een nieuwe telefoon, maar pas over twee jaar betaal je daarvoor.
zwarte donderdag
Een donderdag in 1929 waarop de beurs op Wall Street (New York - Amerika) ineen stort. Dit is het begin van de economische crisis van de jaren dertig.
aandelen
Als je een aandeel hebt, heb je een stukje van een bedrijf gekocht. Als het bedrijf winst maakt, krijg jij een stukje van die winst. Maar als het bedrijf verlies maakt, krijg je niets.
Een aandeel koop je voor een bepaalde hoeveelheid geld. Het kan zijn dat een bedrijf stopt met bestaan. Je aandeel is dan niets meer waard. Het geld krijg je niet terug.
Slide 12 - Slide
Crisis in Amerika
Het gaat helemaal mis in Amerika.
Fabrieken bleven zitten met hun producten en hadden minder arbeiders nodig. Deze mensen werden ontslagen. Omdat je geen werk meer hebt, heb je ook geen geld meer en dus kan je niets kopen. Ook kan je de lening bij de bank niet meer betalen.
kopen op afbetaling
Dat je spullen koopt die je pas later betaald. Bijvoorbeeld je koopt nu een nieuwe telefoon, maar pas over twee jaar betaal je daarvoor.
zwarte donderdag
Een donderdag in 1929 waarop de beurs op Wall Street (New York - Amerika) ineen stort. Dit is het begin van de economische crisis van de jaren dertig.
aandelen
Als je een aandeel hebt, heb je een stukje van een bedrijf gekocht. Als het bedrijf winst maakt, krijg jij een stukje van die winst. Maar als het bedrijf verlies maakt, krijg je niets.
Een aandeel koop je voor een bepaalde hoeveelheid geld. Het kan zijn dat een bedrijf stopt met bestaan. Je aandeel is dan niets meer waard. Het geld krijg je niet terug.
Slide 13 - Slide
Crisis in Amerika
Als je je lening niet meer kan betalen, ontvingen de banken hun geld niet meer.
Met als gevolg dat de banken failliet gingen. Hierdoor kwamen ook andere landen in de problemen en was de economische crisis een wereldcrisis geworden.
failliet
Dat een bedrijf ophoudt met bestaan omdat het geen geld meer heeft.
economische crisis
Als het heel slecht gaat met de economie en daardoor veel mensen werkloos en arm zijn.
Slide 14 - Slide
Crisis in Duitsland
Door de economische crisis in Amerika konden deze geen geld meer lenen aan Duitsland.
Hierdoor werden veel mensen werkloos en het geld werd niets meer waard. De regering wist niet hoe ze dit op moesten lossen.
werkloos
Als je geen werk meer hebt.
regering
Het bestuur van een land.
economische crisis
Als het heel slecht gaat met de economie en daardoor veel mensen werkloos en arm zijn.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
4.4C geschiedenis maken
Slide 17 - Slide
Zet de zinnen in de goede volgorde.
1
2
3
4
5
Bedrijven hebben te grote voorraden en moeten mensen ontslaan.
Bedrijven moeten nog meer mensen ontslaan.
Mensen lenen geld om spullen te kopen.
Nog meer mensen raken werkloos.
Werkloze mensen kopen weinig producten meer.
Slide 18 - Drag question
Vul aan: Amerika leende geld aan Duitsland ...
A
...want dan konden ze de herstelbetalingen betalen.
B
...want dan konden ze brood kopen.
C
...want dan konden ze veel geld sparen.
D
...want dan konden ze een sterk leger maken.
Slide 19 - Quiz
Wat is een economische crisis?
A
Als het heel goed gaat met de economie en iedereen werk heeft.
B
Als het heel goed gaat met de economie, maar niet iedereen werk heeft.
C
Als het heel slecht gaat met de economie en iedereen werk heeft.
D
Als het heel slecht gaat met de economie en veel mensen werkloos zijn.
Slide 20 - Quiz
Vul aan: Als je werkloos bent dan ...
A
...heb je geen werk meer.
B
...heb je werk.
C
...ben je rijk.
D
...heb je veel leningen.
Slide 21 - Quiz
Met welke gebeurtenis begon de economische crisis van de jaren dertig?
A
Met zwarte maandag, aandelen waren ineens niets meer waard.
B
Met zwarte donderdag, aandelen waren ineens niets meer waard.
C
Met zwarte zaterdag, aandelen waren ineens super veel geld waard.
D
Met zwarte donderdag, aandelen waren ineens super veel geld waard.
Slide 22 - Quiz
Gevolg op korte of lange termijn? De Verenigde Staten leenden geen geld meer aan Duitsland.
A
Korte termijn
B
Lange termijn
Slide 23 - Quiz
Gevolg op korte of lange termijn? Veel Duitsers wilden een sterke leider.
A
Korte termijn
B
Lange termijn
Slide 24 - Quiz
Gevolg op korte of lange termijn? Veel mensen raakten werkloos.
A
Korte termijn
B
Lange termijn
Slide 25 - Quiz
Begrippen uit deze les
Economische crisis
Slide 26 - Slide
Als het slecht gaat met de economie en daardoor veel mensen werkloos en arm zijn, noemen we ...
A
...een herstelbetaling
B
...pech voor deze mensen
C
...een economische crisis
D
...een pandemie
Slide 27 - Quiz
Leg in je eigen woorden uit wat een economische crisis is.
Slide 28 - Open question
Jaartallen uit deze les
1929: Beurskrach in Amerika, start economische crisis jaren dertig
Slide 29 - Slide
Wat gebeurde er in 1929?
A
De beurs stortte in waardoor aandelen niets meer waard waren.
B
Zwarte donderdag gebeurde, waardoor een economische crisis kwam.
C
Amerika kon geen geld meer lenen aan Duitsland.
D
Al deze antwoorden zijn goed.
Slide 30 - Quiz
Waarom was juist in Duitsland deze economische crisis zo zwaar?
Slide 31 - Open question
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 32 - Open question
Stel 1 vraag over de lesstof die je niet goed hebt begrepen.