We kunnen vragen ook beginnen met de één van de zeven vraagwoorden.
Who. Who is that? Wie is dat?
What. What is that? Wat is dat?
Where. Where is that? Waar is dat?
When. When does that event take place? Wanneer vindt dat evenement plaatst?
Why. Why is that? Waarom is dat?
How. How are you doing? Hoe gaat het?
Which. Which of the two buildings do you like the most? Welk van de twee gebouwen vind jij het mooist?