3FH11: Tabel, grafiek en formule

Hoofdstuk 11
Tabel, grafiek en formule
1 / 10
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 11
Tabel, grafiek en formule

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Bij welk verband is er GEEN startgetal?
A
Recht evenredig verband
B
Lineair verband
C
Exponentieel verband

Slide 3 - Quiz

Johannes verdient met bijles geven € 15,= per uur.
Zijn reiskosten bedragen € 10,54.
Met welke formule rekent Johannes uit hoeveel hij heeft verdiend?
A
bedrag (in €) = 15 × aantal uren + 10,54
B
bedrag (in €) = 15 × aantal uren – 10,54
C
bedrag (in €) = 10,54 + 15 × aantal uren
D
bedrag (in €) = 10,54 × aantal uren - 15

Slide 4 - Quiz

Ik parkeer de auto om kerstcadeaus te kopen.
Het eerste uur is gratis, daarna € 1,80 per uur.

Met welke formule bereken ik de parkeerkosten?
A
bedrag (in €) = 1,80 x aantal uur + 1
B
bedrag (in €) = 0,03 x aantal minuten - 1,80
C
bedrag (in €) = 0,03 x aantal minuten + 1,80

Slide 5 - Quiz

Ik parkeer de auto om kerstcadeaus te kopen.
Het eerste uur is gratis, daarna € 1,80 per uur.

Van welk verband is hier sprake?
A
Exponentieel verband
B
Lineair verband
C
Exponentieel verband

Slide 6 - Quiz

Welke formule hoort bij het verband tussen het figuurnummer en het aantal blokjes?
A
aantal blokjes = 4 + 2 × figuurnummer
B
aantal blokjes = 2 + 4 × figuurnummer
C
aantal blokjes = 6 + 2 x figuurnummer
D
aantal blokjes = 2 + 6 x figuurnummer

Slide 7 - Quiz

Welke y-waarde hoort bij x = 2?
x
0
1
2
3
4
y
6
12
48
96

Slide 8 - Open question

Welke formule hoort bij deze tabel?
jaren
0
1
2
3
4
1000
1100
1210
1331
1464,10
A
bedrag = aantal jaren x 100 + 1000
B
bedrag = aantal jaren x 1,1 + 1000
C
bedrag=10001,1t
D
bedrag=1000+1,1t

Slide 9 - Quiz

Met welke formule kun je niet het verband aangeven tussen p en q?
p
2
3
4
6
8
12
q
12
8
6
4
3
2
A
q = 24 ÷ p
B
p = 24 ÷ q
C
q ÷ p = 6
D
p × q = 24

Slide 10 - Quiz