BS5: Genexpressie

Goedemorgen!
This is the place to   Bio
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Goedemorgen!
This is the place to   Bio

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen?
- Heb je de kennis en begrippen over replicatie, transcriptie en translatie opgehaald

- Kan je een voorbeeld van genregulatie bij bacteriën bestuderen en omschrijven. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat brengt aminozuren naar de ribosomen?
A
mRNA
B
rRNA
C
tRNA

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

In de afbeelding hiernaast zie je een tRNA-molecuul. Welk aminozuur bindt aan dit tRNA?
A
Lysine
B
Glutaminezuur
C
Leucine
D
Fenylalanine

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Testje (5 vragen)

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Hieronder staan een aantal combinaties van begrippen. Welke hebben het minste met elkaar te maken?
A
Helicase en DNA-polymerase
B
Helicase en RNA-polymerase
C
DNA-polymerase en primer
D
Helicase en replicatie

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Hieronder staan een aantal combinaties van begrippen. Welke hebben het minste met elkaar te maken?
A
Stopcodon en eindsignaal
B
Intron en exon
C
mRNA en thymine
D
Startcodon en methionine

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hieronder staan een aantal combinaties van begrippen. Welke hebben het minste met elkaar te maken?
A
RNA-polymerase en transcriptiefactoren
B
RNA-polymerase en mRNA
C
Transcriptie factoren en stopcodon
D
mRNA en splicing

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Thema 4: DNA
Basisstof 5:
Genexpressie

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  1. Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij prokaryoten.
  2. Je kunt verschillende manieren van genregulatie beschrijven bij eukaryoten.
  3. Je kunt beschrijven wat het belang is van genexpressie voor zelfregulatie en zelforganisatie van een organisme.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Genexpressie is het omzetten van info in het DNA tot een eiwit.
Genregulatie is het aan- en uitzetten van bepaalde genen. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Regulatorgenen
Regulatorgenen: coderen voor regulatoreiwitten die de genexpressie van andere genen regelen.

Bij prokayoten coderen deze voor een repressor en bij eukaryoten voor transcriptiefactoren.
 


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Genregulatie bij prokaryoten
Een inductor is een stof die helpt om de genexpressie op gang te brengen.

Genexpressie bij prokaryoten
Een repressor is een stof die genexpressie uitschakelt. 
Structuurgenen bevatten informatie voor het vormen van RNA en eiwitten.
Een regulatorgen codeert voor stoffen die de genexpressie van andere genen regelt. Bijvoorbeeld een repressor.
Lactose werkt hier als een inductor. Een inductor is een stof die helpt de genexpressie op gang te brengen. In dit geval bindt lactose aan de respressor, waadoor deze loslaat van het DNA.
De promotor is een bindingsplek voor RNA-polymerase.
Een operator is een mogelijke bindingsplek voor een repressor.
Al deze genen regelen de vorming van een eiwit dat lactose af kan breken. Dit is het lactose operon (= het deel van het DNA dat alle genen bevat die de vorming van een eiwit regelen)

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Repressors kunnen inactief worden gemaakt:
- Inductor bindt repressor waardoor operator vrijkomt (46.2)

Of actief worden gemaakt:
- molecuul bindt aan corepressor
- repressor bindt aan operator (46.1)

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

OPERON: 
- stuk DNA waarin regulatorgen, promotor en structuurgenen liggen 
- alle genen die vorming van eiwit reguleren 
- alleen bij prokaryoten

REPRESSIE:
- structuurgenen z, y, a
- geen lactose, geen transcriptie
- repressor blokkeert operator
- RNA polymerase geblokkeerd
- regulatorgen codeert voor repressor

Slide 18 - Slide

This item has no instructions



OPHEFFING REPRESSIE:
- inductor lactose bindt repressor
- repressor kan operator niet meer blokkeren
- RNA polymerase leest structuurgenen z, y, a
- transcriptie van mRNA 
- eiwitsynthese van enzymen voor vertering lactose

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

genregulatie in een prokaryoot 
(structuur)-genen staan uit
genregulatie in een prokaryoot 
(structuur)-genen staan aan
structuurgenen bevatten de informatie voor eiwitten

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Genregulatie is belangrijk voor specialisatie cellen
(= celdifferentiatie = elke cel zijn eigen vorm en functie)

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Genregulatie bij eukaryoten
Gespecialiseerde cellen ontstaan door celdifferentiatie.

Celdifferentiatie ontstaat doordat in verschillende cellen verschillende genen tot expressie komen en dus verschillende eiwitten worden gemaakt.
Gespecialiseerde cellen ontstaan uit stamcellen.









Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Video

This item has no instructions

Stamcellen
Uni-/ multipotente stamcellen
beperkt aantal opties. gelimiteerd door het weefsel waar de cel in ligt.


Pluripotente stamcellen
Kunnen zich ontwikkelen tot elk celtype van het organisme.



Omni-/ totipotente stamcellen
Kunnen zich ontwikkelen tot elk celtype, ook tot cellen die niet bij het embryo horen (bijv. placenta).

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Telomerase
  • Telomerase maakt telomeer weer lang
  • Gebruikt RNA-deel om DNA te vormen
  • In meeste cellen onderdrukt
  • Komt tot expressie in stamcellen, maar ook in bijv. kankercellen

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Apoptose
Apoptose is de geprogrammeerde zelfdoding van een cel.

Dit heeft een belangrijke functie tijdens de embryonale ontwikkeling en bij het voorkomen van bijv. kanker.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Genregulatie in volwassen organismen
Belangrijk om RNA-transcriptie te reguleren.

Activator: binden aan enhancers. Bij binding, buigt het DNA en kunnen transcriptiefactoren en DNA-polymerase binden.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

RNAi
  • Streng niet-coderend miRNA (= micro RNA) complementair aan doel-mRNA
  • Binding aan eiwitcomplex
  • Binding aan doelDNA
  • Voorkomt translatie
  • vorm van RNA-interferentie (RNAi)

Slide 28 - Slide

microRNA bindt aan een eiwitcomplex en zorgt ervoor dat het mRNA niet kan worden afgelezen. 
Methylering





Methylering: methylgroepen binden aan DNA waardoor het DNA niet meet kan worden afgelezen --> genen kunnen worden aan en uit gezet 
Methylering van cytosine (stikstofbase) wordt beïnvloed door invloeden van buitenaf (stress/ eetpatroon). 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Epigenetica
Epigenetica is de wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van omkeerbare veranderingen in de activiteit van genen, die NIET het gevolg  zijn van veranderingen in de nucleotidevolgorde van het DNA

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Epigenetica
  • DNA-methylering vermindert genexpressie 
  • Methylering wordt doorgegeven na celdeling en aan nageslacht
  • ook RNAi is een voorbeeld van epigenetica

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Video

This item has no instructions

Aan de slag
Lees BS 5
Maak opdracht 58 t/m 69


Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Heb je de leerdoelen onder de knie?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

This item has no instructions

Waren er lastige onderdelen?
Of heb je nog vragen over bepaalde onderdelen?

Slide 36 - Open question

This item has no instructions