24 03 trappen v. vgl H5

hv 1r
Welkom


1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

hv 1r
Welkom


Slide 1 - Slide

Lekker lezen
timer
15:00

Slide 2 - Slide

Programma 


  • Lezen

  • Uitleg Periode 4
  • Uitleg Formuleren


Slide 3 - Slide

Aan het eind van deze les ....
...weet je hoe je een bijv.naamwoord in de vergrotende en overtreffende trap zet. 

Slide 4 - Slide

Periode 4
Wat gaan we doen tot aan de zomervakantie?

Slide 5 - Slide

Opdracht 1 en 2, pag. 162

Slide 6 - Slide

Instructie
Stellende, vergrotende en 
overtreffende trap

Slide 7 - Slide

Probeer het maar!
stellende trap         vergrotende        overtreffende trap
  • beroemd             .....                           .....
  • arm 
  • goed
  • weinig
  • woest

Slide 8 - Slide

Regels voor de trappen van vergelijking

Slide 9 - Slide

 bijv. nw: beroemd / beroemder / beroemdst
  • Dus: ...+er en ....+st
  • Woord op -r => +der in vergr. trap. Dus: zwaar => zwaarder, (zwaarst)
  • Woord op -s => +t in overtreff. trap. Dus: boos, bozer, boost
  • Woord op -st => 'meest' in overtreff. trap. Dus: woest, woester, meest woest

Slide 10 - Slide

Uitzonderingen
  • Goed
  • Graag
  • Veel
  • Weinig

Slide 11 - Slide

Als of dan?

Slide 12 - Slide

Groter als...? Groter dan...? 
  • Mijn moeder is groter dan mijn vader.
  • Regel 1: 'dan' na vergrotende trap
  • Mijn moeder is groter dan hij / dan ik.
  • Regel 2: voor het goede pers.vnw: voeg persoonsvorm toe en je weet de juiste vorm!
  • ...groter dan hij (is) / dan ik (ben)


  • *groter dan hem / dan mij is dus fout

Slide 13 - Slide

Even groot als...? Even groot dan...? 

  • Zij is net zo groot als hij (is)
  • Hij is even groot als ik (ben)
  • Regel: 'als' komt na stellende trap 
  • *Zij is net zo leuk dan ik is dus fout

Slide 14 - Slide

Maken: pag. 152-153
opdr. 1 t/m 5, maar NIET opdracht 4
timer
15:00

Slide 15 - Slide

Los op:

Slide 16 - Slide

Ik ben .... (+klein)... (als/dan) ..... (hij/hem).

Slide 17 - Open question

Zij heeft veel opdrachten af, evenveel ....(1).... ((2)).
A
1: dan 2: mij
B
1: als 2: mij
C
1: als 2: ik
D
1: dan 2: ik

Slide 18 - Quiz

Wat weet je beter dan een uur geleden? 

Slide 19 - Slide