Herhaling + cluedo

Welkom
Welkom! 

Ga zitten volgens de plattegrond en telefoons in de (telefoon)tas!
Pak alvast je spullen op tafel (boek, rekenmachine, pen)
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom
Welkom! 

Ga zitten volgens de plattegrond en telefoons in de (telefoon)tas!
Pak alvast je spullen op tafel (boek, rekenmachine, pen)

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen deze les?

  • Cluedo
  • Maken test jezelf / leren voor de toets
  • Herhalingsquiz

Slide 2 - Slide

Cluedo

  • We gaan cluedo spelen op papier

Slide 3 - Slide

We gaan cluedo spelen!
Voorbeeldvraag:

Slide 4 - Slide

Los de moord van de cluedo op (mag zachtjes in tweetallen)

Schrijf jullie antwoord op en hou het voor jezelf! Straks mag je je antwoorden invullen in Lessonup

Wie is de moordenaar, wat is het moordwapen en de moordlocatie?

Klaar?
Laat aan mij weten dat je klaar bent met de cluedo.

Als iedereen klaar is mag je de moordenaar, wapen en locatie invullen in Lessonup. We bespreken dan ook meteen de antwoorden van de vragen.

Tijd: 25 minuten

Slide 5 - Slide

Hoe log je in op Lessonup?
Vul de leerling PIN code in en vul je eigen naam in!

Slide 6 - Slide

Wie is de moordenaar?
Rosa Roodhart
Kolonel van Geel
Professor Paars
Mevrouw de Wit
Dominee Groenewoud
Mevrouw Blaauw van Dreat

Slide 7 - Poll

Wat is het moordwapen?
Loden Pijp
Kandelaar
Dolk
Touw
Revolver
Engelse sleutel

Slide 8 - Poll

Wat is de moordlocatie?
Serre
Keuken
Zitkamer
Eetkamer
Studeerkamer
Bibliotheek

Slide 9 - Poll

Herhalingsquiz

Jullie gaan een quiz spelen in Lessonup.

Slide 10 - Slide

Primaire behoeften
Secundaire behoeften
Kleding
Medicijnen
Sportauto
Scooter
Eten
Vakantie

Slide 11 - Drag question

Voorbeelden van vrije goederen zijn ...
A
zon, zeewater en baksteen.
B
rubber, metaal en hout.
C
zon, zeewater en wind.
D
natuur, metaal en zon.

Slide 12 - Quiz

In de economie betekent schaarste:
A
Dat iets zeldzaam is (zoals diamanten)
B
Dat iets heel kostbaar/duur is (zoals goud)
C
Dat is iets op kan gaan (zoals olie)
D
Dat je iets moet inleveren (tijd/geld) om het te krijgen

Slide 13 - Quiz

Gebruiksgoederen:
A
1x te gebruiken
B
vaker te gebruiken

Slide 14 - Quiz

Ideele reclame
Merkreclame
Commerciele reclame
Reclame
Reclame bedoeld om meer te verkopen
Reclame bedoeld om iets van mensen gedaan te krijgen of om mensen te informeren
Reclame die een merk promoot

Slide 15 - Drag question

Bij een vergelijkend warenonderzoek vergelijk je:
A
gelijksoortige producten en verschillende merken
B
gelijksoortige merken en verschillende producten

Slide 16 - Quiz

Op de ........... markt worden fysiek producten verhandeld.

De ......... markt is het geheel van de vraag naar en het aanbod van een product.
A
abstracte markt / concrete markt
B
concrete markt / abstracte markt

Slide 17 - Quiz

Als de prijs van een laptop duurder wordt, dan zal de vraag...
A
toenemen
B
afnemen
C
gelijk blijven

Slide 18 - Quiz

Directe ruil is:
A
geld tegen een product ruilen
B
een product tegen geld ruilen
C
geld tegen geld ruilen
D
een product tegen een product ruilen

Slide 19 - Quiz

Wat zijn de drie functies van geld?
A
Ruilmiddel, betaalmiddel en spaarmiddel
B
Rekenmiddel, ruilmiddel en spaarmiddel
C
Spaarmiddel, rekenmiddel en betaalmiddel
D
Spaarmiddel, rentemiddel en ruilmiddel

Slide 20 - Quiz

Wat is chartaal geld?
A
Geld dat bestaat uit munten en bankbiljetten
B
Geld dat op je betaalrekening staat
C
Geld dat op je spaarrekening staat
D
Geld dat bestaat uit muntgeld en een pinpas

Slide 21 - Quiz

Een creditcard schrijft gelijk van je bankrekening af
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Een debetsaldo betekent...
A
Je saldo op je betaalrekening is negatief
B
Je saldo op je betaalrekening is positief

Slide 23 - Quiz

Samengestelde rente levert meer rente op dan enkelvoudige rente.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

1. bij koop op afbetaling ben je gelijk eigenaar van het product
2. bij een doorlopend krediet ben je niet direct eigenaar van het product
A
beide beweringen zijn juist
B
beide beweringen zijn onjuist
C
alleen bewering 1 is juist
D
alleen bewering 2 is juist

Slide 25 - Quiz

Leren voor de toets
Maak individueel een van de keuzes:
  • de test jezelf online maken
  • maak een samenvatting
  • Oefenen met rente via Lessonup

Op een zacht geluidsniveau!
Ik ga ondertussen helpen met jullie vragen

Slide 26 - Slide

Afsluiting
Toetsstof:
Hoofdstuk 1 --> paragraaf 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.7 + rekentrainer
Hoofdstuk 2 --> paragraaf 2.1, 2.2, 2.3, 2.5, 2.6 + rekentrainer

Alles is te vinden in de studiewijzer!

Succes met de toetsweek!

Slide 27 - Slide