Present perfect en/of past simple 2E

1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Present Perfect
  • Hoe maak je deze tijd?
  • Wanneer gebruik je deze tijd?

Slide 2 - Slide

Hoe zeg je? Ik heb NET pizza gegeten?

Slide 3 - Open question

Present perfect
Hoe (vorm):
have/has + ww-ed of 3e kolom (voltooid deelwoord)
Wanneer:
als je het hebt over iets dat in het verleden begon en nog steeds zo is, je nadruk op resultaat legt en je niet weet wanneer iets plaatsvond

Slide 4 - Slide

Nog een keer: ik heb net pizza gegeten?
A
I just ate pizza.
B
I have just eaten pizza.
C
I just eat pizza.
D
I have just eat pizza.

Slide 5 - Quiz

Signaalwoorden!
FYNE JAS
For Yet Never Ever Just Already Since

Dus: zie je 1 van deze woorden in een opdracht staan? Dan gebruik je de present perfect.

Slide 6 - Slide

Maar nu..
Wanneer kies je voor de present perfect en wanneer voor de past simple?
Je bepaalt je keus door te zoeken naar de signaalwoorden of tijdsbepalingen.

Slide 7 - Slide

Welke tijdsbepaling hoort ook alweer bij de past simple?
A
Tomorrow
B
Two months ago
C
Yesterday
D
Now

Slide 8 - Quiz

Past simple
Hoe? 
-ed OF 2e kolom
Wanneer?
-Een gebeurtenis in het verleden. (Is afgerond.)

Slide 9 - Slide

Wat is dan een juiste zin in de past simple?
A
I sang Europapa
B
I have sung Europapa.
C
I danced on Europapa.
D
I have danced on Europapa.

Slide 10 - Quiz

Sleep de signaalwoorden naar het vak waar ze bij horen 
(present perfect of past simple) 
Signaalwoorden
Present Perfect
She has walked
Signaalwoorden voor Past simple 
(She walked)
since
already
for
just
yet
never
ever
yesterday
last week
in 2019
last year

Slide 11 - Drag question

Sleep de signaalwoorden naar de juiste tijd.
Past Simple
Present perfect
for
in 2015
two months ago
yesterday
since
already
never
just
ever

Slide 12 - Drag question

Vertel nu zelf wat je gisteren deed (Past Simple)

Slide 13 - Open question

Vertel nu dat je AL een boterham (met kaas?) hebt gehad.

Slide 14 - Open question

En nu
Choose some exercises from the worksheet

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video