Cultuur van het Moderne H5 24-25

• Kunst
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Quiz Cultuur van het Moderne / Massacultuur

Noem twee kenmerken van de avant-gardistische kunst.

Welke nieuwe technieken gebruikten de expressionisten in hun schilderkunst?

Wat is kenmerkend aan Ballet Russes?

1. Ze traden op in Parijs.
2. Ze traden op in Moskou.
3. Ze brachten vernieuwende/ avantgardistische balletten.
4. In hun dansvoorstelling was het academische ballet te zien.

Wat was niet een uitgangspunt van Piet Mondriaan/ De Stijl.

1. De aanwezigheid van herkenbare vormen schept verwarring bij de kijker.
2. Balans kan je bereiken door tegenstellingen zoals horizontale en verticale lijnen en verschillende kleurvlakken bij elkaar te plaatsen.
3. Kosmische schoonheidsbeleving bereik je alleen door abstracte kunst.
4. Kunst moet streven naar de vertolking van hun stemmingen en emoties.

Welk doel had Bertolt Brecht met zijn episch theater?

1. Hij wilde dat de toeschouwers zich konden inleven in de getoonde situatie op het toneel.
2. Hij wilde dat mensen een catharsis door zouden maken en dus gezuiverd zouden zijn na mee te hebben geleefd met de tragische held.
3. Hij wou dat toeschouwers vervreemden zodat ze zouden gaan nadenken over het nut van kunst.
4. Hij wilde de wereld verbeteren door de mensen maatschappelijk en politiek meer bewust te maken.

Noem drie kenmerken van Das Cabinett des Dr. Caligari die bijdragen aan het expressionistische karakter van de film

Omschrijf het verband tussen de ideeën van Freud en het surrealisme

1. Freud vond dat kunst het gevoel van de kunstenaar moest tonen. Om die reden toonde surrealistische kunstenaars hun gevoel in de kunsten.
2. Freud geloofde dat de kijker vervreemd moest worden door de kunsten, daardoor kozen de surrealisten voor een vervreemdende voorstelling.
3. Freud laat zien hoe het gedrag wordt gestuurd door driften en het onderbewuste. Surrealistische kunstenaars gaan die driften onderzoeken waardoor ze bestaande regels overtreden.
4. Freud laat zien hoe het gedrag wordt gestuurd door driften en het onderbewuste. Surrealistische kunstenaars kiezen qua vormgeving dat ze ze tegenkomen in hun onderbewuste.

Milhaud: vanaf 2:30

https://www.youtube.com/watch?v=9iqZ-lyUsNM

Welke modernistische ontwikkeling volgde Darius Milhaud in dit muziekstuk?

1. Het gebruik van polyfonie (er zijn meerdere melodielijnen)
2. het gebruik van dissonantie (geluid van klanken die niet harmonieus samen klinken)
3. Het gebruik van polyritmiek (meerdere ritmes door elkaar)
4. Het gebruik van dynamiek (groot verschil tussen hard en zacht)

Welke modernistische ontwikkeling volgde Darius Milhaud in dit muziekstuk?

1. Het gebruik van polyfonie (er zijn meerdere melodielijnen)
2. het gebruik van dissonantie (geluid van klanken die niet harmonieus samen klinken)
3. Het gebruik van polyritmiek (meerdere ritmes door elkaar)
4. Het gebruik van dynamiek (groot verschil tussen hard en zacht)

Expressionistische kunst vindt haar inspiratie in niet-westerse kunst. Leg uit welke visie op niet-westerse cultuur hier aan ten grondslag ligt.

1. De visie dat de bevolking van niet-Westerse landen beter zijn in het uiten van hun emoties dan in het Westen.
2. Expressionistische kunstenaars zijn op zoek naar niet realistische kunstvormen. Ze worden daarin geïnspireerd door niet-Westerse kunstenaars die dat al doen in de kunsten.
3. De visie dat niet-Westerse kunst verder is ontwikkelt dan Westerse kunst.
4. Expressionistische kunstenaars zijn op zoek naar het ‘primitieve’ en ‘pure’. Dat is in niet-westerse culturen meer te vinden is dan in de westerse wereld, denken ze.

Welke bewering is waar?

1. Mise-en-scene is alles wat er qua theatervormgeving te zien is.
2. Mise-en-scene is de manier waarop het speelvlak door de spelers wordt gebruikt.
3. Toneelbeeld is alles wat er qua theatervormgeving te zien is.
4. Toneelbeeld is de manier waarop het speelvlak door de spelers wordt gebruikt.

Wat voor effect had het vervreemdingseffect op het publiek.

1. Er werden heftige emoties opgeroepen bij de toeschouwer.
2. Het publiek kan zich niet inleven in een voorstelling omdat de verhaallijn steeds wordt onderbroken.
3. De toeschouwers hadden minder rationele controle waardoor het onderbewuste werd bereikt.
4. De toeschouwers vergaten hun eigen leven en leefden mee met de personages op het toneel.

Welke bewering is waar?

1. Maat is de afwisseling van korte en lange noten.
2. Maat is de snelheid waarmee muziek wordt gespeeld.
3. Ritme is de afwisseling van korte en lange noten.
4. Tempo is het aantal tellen dat in de maat zit.