Grammatik Modalverben in één overzicht

1 / 39
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Slide 7 - Link

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Möchten
ich möchte
du möchtest
er möchte 
wir möchten
ihr möchtet
sie möchten
Sie möchten 

Slide 17 - Slide

werden 
ich werde
du wirst
er wird
wir werden
ihr werdet
sie werden
Sie werden

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Link

Slide 30 - Slide

Modalverben

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Link

Waar zit de afwijking bij Modalverben
A
Bij alle personen
B
Er is geen afwijking
C
Bij personen in het meervoud
D
Bij personen in het enkelvoud

Slide 34 - Quiz

#De ich-vorm en de er/sie/es-vorm van modalverben zijn gelijk
* De ich-vorm en de wir-vorm van de modalverben zijn gelijk
A
# is juist en * is juist
B
# is niet juist en * is niet juist
C
# is niet juist en * is juist
D
# is juist en * is niet juist

Slide 35 - Quiz

Wat is het kenmerk van Modalverben?
A
de klinker in de stam bij enkelvoud verandert...
B
de klinker blijft in de stam altijd hetzelfde...
C
alleen "du" heeft een uitgang (+st) "ich" en "er/es/sie" niet...
D
meervoud is zoals bij regelm. werkwoorden...

Slide 36 - Quiz

Er (können) ...... Deutsch sprechen.
A
kann
B
kannst
C
könn
D
könnt

Slide 37 - Quiz

Ich (dürfen) ..... Auto fahren.
A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
dürft

Slide 38 - Quiz

Ihr (dürfen) ..... nicht arbeiten.
A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
dürft

Slide 39 - Quiz