H3: uitleg spelling (meervoudsvormen) + spreekbeurt

- Nakijken oefening enkelvoudig / samengesteld
- Uitleg Spelling H3: meervoud
- Uitleg spreekbeurt klas 2hv
- Huiswerk maken
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

- Nakijken oefening enkelvoudig / samengesteld
- Uitleg Spelling H3: meervoud
- Uitleg spreekbeurt klas 2hv
- Huiswerk maken

Slide 1 - Slide

Lesdoelen


Spelling:
- Je beheerst de spelling van het meervoud van een zelfstandig naamwoord.


Slide 2 - Slide

Presenteren kun je leren

Slide 3 - Slide

Zoek de verschillen
Bekijk elk filmpje ongeveer een minuut.
Wat zijn de verschillen?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Wat viel je op aan de manieren van presenteren?

Slide 8 - Open question

Presentatie klas 2 havo/vwo

- Onderwerp van niveau (geen landen, dieren etc.)

- Liefst in twee- of drietal

   1 leerling: 7.30 à 10 minuten

   2 leerlingen: 15 à 20 minuten

- Spiekbriefje / presentatiekaartjes / uitdraai PWP

- Opbouw: spetterende inleiding, inhoudsopgave, informatieve deel en afsluiting


Slide 9 - Slide

Presentatie klas 2 havo/vwo

Ideeën:

- problemen die voorkomen in de samenleving

- belangrijke gebeurtenis in de historie

- nieuwe ontwikkelingen (bijv. op het gebied van techniek)

- belangrijke personages (Trump)





Slide 10 - Slide

Spelling H3
Meervoudsvormen

Slide 11 - Slide

Spelling H3: meervoudsvormen

1 Sommige woorden op -e hebben twee meervoudsvormen. (groenten - groentes)

2 De -f verandert in een -v en de -s verandert in een -z. (duiven - sluizen)

3 Woorden op -ee krijgen er +ën bij. (ideeën)

4 Woord op -ie krijgen er +ën bij of de laatste -e komt er een trema op. (melodieën - bacteriën)

5 Woorden die eindigen op een open klinker krijgen een 's erbij. (oma's, accu's)

6 Woorden eindigend op -ik, -et of -es (zonder klemtoon) krijgen GEEN medeklinkerverdubbeling. (slimmeriken - lemmeten- dreumesen)

7 Woorden eindigend op -man, worden -mannen, -lui en -lieden. ( zeelui - zeelieden)

8 Latijnse woorden krijgen een Latijnse uitgang. (musea - data - neerlandici)

9 Sommige woorden hebben geen meervoud of zijn er alleen in meervoud. (hersenen- rijst)

Slide 12 - Slide

TB: Blz 129
Op deze pagina staat de uitleg nog een keer, maar dan met meer voorbeelden.

Lees dit schema in je tekstboek goed door!

Slide 13 - Slide

Wat is het meervoud van alinea?
A
alineas
B
alinea's

Slide 14 - Quiz

Wat is het meervoud van cowboy?
A
cowboys
B
cowboy's

Slide 15 - Quiz

Wat is het meervoud van perzik?
A
perziken
B
perzikken

Slide 16 - Quiz

Wat is het meervoud van cadeau?
A
cadeaus
B
cadeau's

Slide 17 - Quiz

Wat is het meervoud van logé?
A
logés
B
logé's

Slide 18 - Quiz

Wat is het meervoud van paragraaf?
A
paragraven
B
paragrafen

Slide 19 - Quiz

Wat is het meervoud van musicus?
A
musicussen
B
musici

Slide 20 - Quiz

Huiswerk

- Denk na over de spreekbeurt

- Spelling H3

TB: BLz. 127

Maken opdracht  1, 2 en 3



Slide 21 - Slide