11 - Kies bij 11 in alinea 3 het juiste antwoord uit de gegeven mogelijkheden.
A - Arrogance (arrogantie)
B - Confidence (zelfvertrouwen)
C - Dishonesty (oneerlijkheid)
D - Obedience (gehoorzaamheid)
E - Respect (respect)
” If you spy on your children they won’t stop doing what they’re doing, they’ll simply become better at hiding stuff. After all, that’s what you’re teaching them: dishonesty