T1B Werkwoordspelling

Werkwoorden
DOE-woorden!
Moet je vervoegen.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1-4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Werkwoorden
DOE-woorden!
Moet je vervoegen.

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd







persoonsvorm en onderwerp werken samen
ik
ik-vorm

zing
jij 
ik-vorm+t

zingt
.... jij?
ik-vorm
zing
hij/zij/u/het
ik-vorm+t

zingt
wij/jullie/zij
hele ww

zingen

Slide 2 - Slide

bijvoorbeeld

Slide 3 - Slide

Even oefenen ...

(houden) ... de buurvrouw van detectives?

Slide 4 - Open question

Even oefenen ...

(houden) ... je broer van detectives?

Slide 5 - Open question

Even oefenen ...

Ik ... (vinden) het fijn dat jullie aantekeningen maken

Slide 6 - Open question

Zijn wang (bloeden) ... altijd als hij zich (snijden) ... tijdens het scheren.
A
bloed, snijd
B
bloedt, snijdt
C
bloed, snijdt
D
bloedt, snijd

Slide 7 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd
1. sterk werkwoord: verandert van klank
ik loop --> ik liep

2. zwak werkwoord: ik-vorm +te(n) of +de(n)
verhuis --> verhuisde(n) / antwoord --> antwoordde(n)
hoop --> hoopte(n) / verwacht --> verwachtte(n)

* d of t? 't ex-kofschip

* met of zonder -n? kijk naar het onderwerp!
alleen meervoud krijgt een -n 

Slide 8 - Slide

Even oefenen ...

De politie (verrichten) ... wekenlang onderzoek naar de inbraken.

Slide 9 - Open question

Even oefenen ...

Na de toets ... (duimen) ik voor een voldoende.

Slide 10 - Open question

Sandra ... (krassen) haar naam in het tafelblad.
A
kraste
B
krasste
C
krasde
D
krassde

Slide 11 - Quiz

Voltooid en tegenwoordig deelwoord 
Voltooid deelwoord
ge- be- ver-            
-d of -t (of -en) 
-d of -t? --> 't-ex-kofschip (of langer maken)
 

Voltooid deelwoord
gefietst
gehoord
gegeten


Slide 12 - Slide

't ex-kofschip
1. hele werkwoord -en 

2. kijk naar de laatste letter

3. zit die letter in 't ex-kofschip?
ja = t fietsen -> fiets -> gefietst
nee = d horen -> hor -> gehoord

Slide 13 - Slide

Wij hebben vanmorgen een potje ...
A
gevoetbald
B
gevoetbalt

Slide 14 - Quiz

De jongens zijn vorige week ... (verhuizen)
A
verhuisd
B
verhuist
C
verhuizd
D
verhuizt

Slide 15 - Quiz

Even oefenen ...

Ik heb zijn verhaal nooit ... (geloven)

Slide 16 - Open question