In deze les worden alle mogelijke werkwoordvormen en hun spellingwijze nog een keer samengevat.
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-6
This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Werkwoordspelling
In deze les worden alle mogelijke werkwoordvormen en hun spellingwijze nog een keer samengevat.
Slide 1 - Slide
werkwoordsvormen vwo 5
Slide 2 - Mind map
Vormen
Persoonsvorm tegenwoordige tijd PVTT
Persoonsvorm verleden tijd PVVT
Gebiedende wijs GW
Voltooid deelwoord VD
Onvoltooid deelwoord OD
Infinitief (hele werkwoord) INF
Bijvoeglijk naamwoord BN
Slide 3 - Slide
De hamvraag
Voor een correcte werkwoordspelling, moet je altijd eerst een belangrijke vraag stellen, namelijk:
heb ik te maken met een persoonsvorm?
Slide 4 - Slide
Waarom?
Deze vraag is heel belangrijk. Kijk maar.
Hier is vorige week een ongeluk gebeur... (Vul in) Het is een gevaarlijk kruispunt. Best kans dat er nog een ongeluk gebeur.. (Vul in)
Slide 5 - Slide
Hoe vind je de persoonsvorm?
Slide 6 - Mind map
Hoe vind je de persoonsvorm?
1. Als je de zin in een andere tijd zet, verandert de persoonsvorm.
2. Als je de zin van enkelvoud naar meervoud verandert of andersom, verandert de persoonsvorm.
(3. Als je de zin vragend maakt, komt de persoonsvorm op de eerste plaats.)
Slide 7 - Slide
Controleren?
Terwijl de zon onderging, speelden de kinderen in het park, terwijl hun ouders naar de markt liepen om boodschappen te doen.
Slide 8 - Slide
Hoe spel je de pv?
In de volgende twee overzichtjes zie je hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en de persoonsvorm van een zwak werkwoord in de verleden tijd moet spellen.
Slide 9 - Slide
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Kijk even goed naar dat sterretje. Daar gaat de volgende vraag over!
Slide 10 - Slide
Waarom stond er op de slide hiervoor een sterretje bij de je-vorm?
Slide 11 - Open question
Met of zonder t?
Vind/Vindt je een kopje thee ook zo lekker?
Vind/Vindt je docent Nederlands een kopje thee ook zo lekker?
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
VT: de(n) of te(n)?
Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen
hele werkwoord -en = stam : verhuizen
laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: nee
dus de(n)
ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
VT: sterke werkwoorden
Je schrijft wat je hoort: sloeg, riep, brak, dacht, reed (en je gebruikt de 'gewone' spelregels als de 'langermaakregel'!).
Een lijst van de meest voorkomende sterke werkwoorden kun je via deze link vinden: