2H1: Thema 5: BS 5: Geschiedenis van het leven op aarde

Thema 5: BS 5: Geschiedenis van het leven op aarde
1 / 11
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Thema 5: BS 5: Geschiedenis van het leven op aarde

Slide 1 - Slide

Programma
-Uitleg BS 5
-Oefenopdrachten
-Filmpje: Hoe zijn dino's uitgestorven
-Afsluiting

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
-Je kunt uitleggen hoe fossielen zijn ontstaan
+je kunt a.d.h.v. een afbeelding uitleggen welke fossielen het oudst zijn.
-Je kunt een geologische tijdschaal en een stamboom aflezen en toepassen. 
-Je kunt uitleggen hoe verwant soorten zijn a.d.h.v. een gemeenschappelijke voorouder of DNA
-Je kunt uitleggen wat rudimentaire organen zijn.

Slide 3 - Slide

Fossielen
Fossielen: versteende overblijfselen van organismen (of afdrukken) in gesteenten.

Resten bedenkt door sediment 

Hoe dieper het fossiel, hoe ouder deze is

Fossielen laten zien dat soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen!
Waarom worden er meer fossielen gevonden van schelpdieren en gewervelden?
-Zachte delen vergaan te snel om te fossiliseren.
Sediment = lagen van zand- of kleideeltjes.
Als sedimentatie snel gebeurd kunnen bacteriën en schimmels de resten niet goed afbreken en verstenen de sedimenten
Uitleg
-Nieuwe sedimenten worden boven op oudere lagen afgezet.
-De jongste lagen liggen aan de oppervlakte
Afbeelding: De vis is het oudst en de aap het jongst

Slide 4 - Slide

Tijdperken
De oudste levensvormen staan onderaan de geologische tijdschaal


Grove volgorde:
Bacteriën -> zuurstof -> eencellige planten -> fotosynthese -> meer zuurstof -> meercellige organismen -> eerste dieren in het water -> landplanten -> landdieren -> mensen
NIET UIT JE HOOFD LEREN!
wat dan wel?
-Je moet zo'n grafiek kunnen aflezen
-Je moet grofweg weten in welke volgorde levensvormen zijn ontstaan (zie afbeelding)

Slide 5 - Slide

Mark heeft onderzoek gedaan naar gesteentelagen en heeft zijn bevindingen weergegeven in een afbeelding (rechts). Zet de verschillende fossielen op volgorde van oudst naar jongst
jongst
oudst

Slide 6 - Drag question

Verwantschap
Soorten met een gemeenschappelijke voorouder zijn verwant

Hoe meer DNA overeenkomt, hoe meer deze soorten verwant zijn!

Rudimentaire organen: organen die (een deel van) hun functie zijn verloren en niet/nauwelijks tot ontwikkeling komen
-Deze organen hebben een verschillende functie, maar hebben overeenkomsten in bouw
-> Waarschijnlijk ontstaan uit dezelfde grondvorm, en waarschijnlijk een gemeenschappelijke voorouder.

-Aanpassingen aan milieu, zorgt voor de verschillende functies!
Voorbeelden (kennen):
Mens: staartwervels, verstandskiezen en kippenvel
Slangen: rudimentaire poten

Slide 7 - Slide

Stambomen
Aflezen:
-Ieder knooppunt is een gemeenschappelijke voorouder.
-Hoe dichter bij elkaar, hoe meer verwant

Toepassen:
-In een context moet jij bepalen welke soorten het meest of juist minst verwant zijn

-Jij en je broers/zussen hebben dezelfde ouders
-Jij en je neven/nichten hebben dezelfde opa/oma
-Jij en je achter neven/nichten hebben dezelfde overgroot opa/oma

-> Je hebt met allen een gemeenschappelijke voorouder, maar je bent meer verwant aan je broer, dan aan je achterneef
Voorbeelden:
-De chimpansee is meer verwant aan de muis dan aan de vis
-De vis is meer verwant aan de worm dan aan de chimpansee

Slide 8 - Slide

Welke uitspraak is juist?
A
De mens is het minst verwant aan de gorilla
B
De gorilla is meer verwant aan de orang oetan dan aan de mens
C
De chimpansee heeft geen gemeenschappelijke voorouder met de orang oetan
D
De rode stip geeft de gemeenschappelijke voorouder aan van de orang oetan en de gorilla

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Video

de volgende les
Huiswerk:
BS 5: 1 t/m 9


Volgende les:
Start thema 4: Voortplanting

Slide 11 - Slide