Hoofdstuk 1 en 2 - Nederland en industrie

• Geschiedenis
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

In hoeverre heb je wat onthouden?

In welk land begon de industriële revolutie

1. Belgie
2. Nederland
3. Engeland
4. Amerika

Wat past er bij industrie?

1. fabriek
2. boer
3. stoommachines
4. arbeiders

Waarom wilde Nederland niet industrialiseren?

Delft in 1850
Geïndustrialiseerd of niet?

1. Wel
2. Niet

Liverpool in 1850
Geïndustrialiseerd of niet?

1. Wel
2. Niet

Geef een voorbeeld van een nieuwe energiebron (rond 1900)

1. Steenkool
2. Windenergie
3. Electriciteit
4. Olie

Wat is geen oorzaak van verstedelijking

1. Bevolkingsgroei
2. Meer vraag naar landbouw producten
3. Mechanisatie in de landbouw
4. Fabrieken

Door de industriële revolutie werd Nederland kleiner. Wat wordt daarmee bedoeld?

De fabrieksdirecteur streefde ernaar om de loonkosten zo laag mogelijk te houden

1. Feit
2. Mening

De fabrieksdirecteur was een uitbuiter die zijn arbeiders als slaven behandelde

1. Feit
2. Mening

Arbeiders verdiende te weinig

1. Feit
2. Mening

Subjectief of objectief

Was de afbeelding subjectief of objectief?

1. Objectief
2. Subjectief

Wie profiteert het minst van kapitalisme?

1. De politiek
2. De directeuren
3. Arbeiders
4. Kinderen

Welke groep verwacht jij dat het meest op de socialisten zou stemmen?

1. De politieken
2. De arbeiders
3. De fabrieksdirecteuren
4. De liberalen

Liberalisme

1. Vrijheid
2. Geloof
3. Gelijkheid

Confessionelen

1. Vrijheid
2. Geloof
3. Gelijkheid

Socialisme

1. Gelijkheid
2. Geloof
3. Vrijheid

Over welke wet gaat de afbeelding?

1. Kinderwetje van van Houten
2. Woningwet (1901)
3. Leerplichtwet (1901)
4. Werkverschaffing (1933)

CDA
Christen Democratisch
Apel

1. Liberalisme
2. Confessioneel
3. Socialistisch

VVD
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie

1. Liberalisme
2. Confessioneel
3. Socialistisch

PVDA
Partij van de Arbeid

1. Liberalisme
2. Confessioneel
3. Socialistisch

De Beurskrach was in...

1. 1917
2. 1919
3. 1929
4. 1939

Wat is een van de oorzaken van de Beurskrach?

1. Duitsland heeft te grote schulden
2. Amerikanen lenen te veel
3. Amerikanen verkopen massaal hun aandelen
4. Amerikanen kochten massaal aandelen

Wat was het gevolg van de beurskrach?

1. Economische crisis in de VS
2. Economische crisis in Duitsland
3. Economische crisis in Nederland
4. Economische crisis in de hele wereld

Kanalen graven, bossen aanleggen, moerassen ontginnen, publieke gebouwen maken. Voorbeelden van?

1. Stempelen
2. Werkverschaffing
3. Aanpassingspolitiek
4. Steunuitkering

Welk begrip hoort bij de bron?

1. aanpassingspolitiek
2. gelijkschakeling
3. propaganda
4. werkverschaffing

Bij welk onderwerp hoort het begrip werkverschaffing?

1. WO I
2. crisis
3. WO II
4. Nederlands- Indie

Aan de slag

Maken

Paragraaf 1.2 / 2.2 en 1.3

Samenvatten