Grandes Lignes 2M - chapitre 2 - hh ontkenning+phrases I

Grandes Lignes chapitre 2:  la santé.
OVERZICHT Week 01: 4-8 januari - chapitre 2 la santé: 'Tout va bien!'/ chapitre 3: le beau monde.
Grammaire + Parler + Écouter: herhaling Bron H + I. Afronden Tâche. Luistervaardigheid. Start chapitre 3.
In de online lessen: 
Les 1 
- formatieve toetsing grammaire H = ontkenning, in LessonUp.
- Tâche chapitre 2 > G2B afronden en inleveren (G2D=klaar). Cijfer bepalen na uitvoering in de klas als we weer op school zijn.
Les 2 - Luistervaardigheid: formatief, in LessonUp / introduction chapitre 3.
Les 3 - chapitre 3 - bron A.
Les devoirs (huiswerk): 
Faire (maken) op GL online, chapitre 2:
Grammaire-exercices 13c,d,e,f + 14 / bron C + ex. 29+30 / bron H 
Phrases: exercices 16, 17, 18 / bron D + 32, 33, 34 / bron I.
Apprendre (leren) chapitre 2: herhaal bron D + I in TB + voca A,B, E,F,G in WB. Leer nogmaals grammaire C+H in TB.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grandes Lignes chapitre 2:  la santé.
OVERZICHT Week 01: 4-8 januari - chapitre 2 la santé: 'Tout va bien!'/ chapitre 3: le beau monde.
Grammaire + Parler + Écouter: herhaling Bron H + I. Afronden Tâche. Luistervaardigheid. Start chapitre 3.
In de online lessen: 
Les 1 
- formatieve toetsing grammaire H = ontkenning, in LessonUp.
- Tâche chapitre 2 > G2B afronden en inleveren (G2D=klaar). Cijfer bepalen na uitvoering in de klas als we weer op school zijn.
Les 2 - Luistervaardigheid: formatief, in LessonUp / introduction chapitre 3.
Les 3 - chapitre 3 - bron A.
Les devoirs (huiswerk): 
Faire (maken) op GL online, chapitre 2:
Grammaire-exercices 13c,d,e,f + 14 / bron C + ex. 29+30 / bron H 
Phrases: exercices 16, 17, 18 / bron D + 32, 33, 34 / bron I.
Apprendre (leren) chapitre 2: herhaal bron D + I in TB + voca A,B, E,F,G in WB. Leer nogmaals grammaire C+H in TB.

Slide 1 - Slide

Programme leçon 1 de la semaine
Aujourd'hui, c'est ..?.., le ..?.. janvier.
Je kunt de ontkenning in het Frans verstaan, lezen, zeggen en schrijven.
Je kunt een gesprek met de dokter in het Frans uitschrijven (G2B).
Al geleerd: een vraag stellen,  woorden/zinnen over gezondheid, lichaam, sport, eten.
Faire aujourd'hui: Lesopening - meld je aan, laat jezelf zien - 5 minutes.
1. herhaling uitleg ontkenning - klassikaal via teams - 5 minutes.
2. Formatief toetsje ontkenning - zelfstandig maken in LessonUp - 15 minutes. 
4. Doornemen bron I - klassikaal via Teams - 5 minutes.
5. Faire exercices 32a,b,d + 34 - zelfstandig in de online methode! - 15 minutes.
6. Lesafsluiting:  Wat heb je vandaag gedaan/geleerd? Heb je alles af?

Slide 2 - Slide

1. Welke 2 woordjes gebruik je in het Frans bij de ontkenning: het woord "niet" ?

Slide 3 - Open question

Welk woord moet je zoeken in de Franse zin, als je de zin ontkennend wil maken?

Slide 4 - Open question

Op welke plek in de zin zet je de twee ontkennings woordjes neer?

Slide 5 - Open question

Wat is de juiste vertaling van:
" Ik hou niet van kaas".
A
J'aime ne pas le fromage.
B
j'aime ne le fromage pas
C
Je n'aime pas le fromage.
D
ne j'aime pas le fromage

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van de ontkenning ' nooit' ?
A
ne...pas
B
ne...plus
C
ne...personne
D
ne...jamais

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van de ontkenning ' niet meer ' ?
A
ne...pas
B
ne...plus
C
ne...pas encore
D
ne...jamais

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van de ontkenning ' nog niet ' ?
A
ne...pas
B
ne...plus
C
ne...pas encore
D
ne...rien

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van de ontkenning ' niets ' ?
A
ne...rien
B
ne...plus
C
ne...pas encore
D
ne...pas

Slide 10 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Pierre ne est pas à l'école.
B
Pierre n'est pas à l'école.
C
Pierre ne pas est à l'école.
D
Pierre est à l'école ne pas.

Slide 11 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Sandra ne jamais mange beaucoup.
B
Sandra ne mange jamais beaucoup.
C
Sandra n'mange jamais beaucoup.
D
Ne jamais Sandra mange beaucoup.

Slide 12 - Quiz

In welke zin is de persoonsvorm het tweede woord?
A
Pierre a des devoirs.
B
Les enfants ont des devoirs.
C
Il a des devoirs.
D
Pierre et Sandra ont des devoirs.

Slide 13 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Les élèves sont enthousiastes.
A
élèves
B
sont
C
enthousiastes
D
geen van allen.

Slide 14 - Quiz

Maak deze zin ontkennend
met het woord 'niet'.
Mon père est gros.

Slide 15 - Open question

Maak deze zin ontkennend
met het woord 'nog niet'.
Les élèves sont enthousiastes.

Slide 16 - Open question

Maak deze zin ontkennend
met het woord 'niets'.
Ma meilleure amie veut boire.

Slide 17 - Open question

Maak deze zin ontkennend
met het woord 'niet meer'.
Je mange de la viande.

Slide 18 - Open question

Vertaal in het Frans:
Er is niet... / er zijn niet...

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Link

Les devoirs
(het huiswerk)
HUISWERK voor donderdag:
LET OP: begin op tijd, verdeel het werk over meerdere dagen. Als je woensdag pas begint, is het erg veel.

Apprendre (leren): 
 chapitre 2: herhaal bron D + I in TB + voca A,B, E,F,G in WB. Leer nogmaals grammaire C+H in TB.
Faire (maken):
op GL online, chapitre 2:Grammaire + Phrases-clés
- exercices 13c,d,e,f + 14 / bron C
- exercices  29 + 30 / bron H 
- exercices 16, 17, 18 / bron D 
- exercices 32, 33, 34 / bron I.


Slide 21 - Slide