WK 19 1H1 FR online
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Aujourd'hui:
Qu'est-ce que tu vas apprendre?
- le mois mai
- le passé composé
- le match
- la conclusion
- les devoirs
Slide 2 - Slide
Les douze mois de l'année:
janvier, février, mars, avril, mai, juin, juillet, août, septembre, octobre, novembre, décembre.
Slide 3 - Slide
Quelle est la date d'aujourd'hui?
Slide 4 - Open question
Wat heb je in de vakantie gedaan? Noem 1.
Slide 5 - Open question
passé composé
Als je iets vertelt over het verleden dan vertel je dat in de verleden tijd en de voltooide tijd.
Slide 6 - Slide
Qu'est-ce qu'il est passé?
Laten we naar de volgende afbeelding kijken.
Wat zie je?
Waar is het?
Wie zie je?
Wat is er gebeurd?
Welke emotie zie je?
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Un premier bébé est né.
Un père a été à l'hôpital.
Son premier bébé est né. Le père était très content.
Le père a pris son bébé dans ses bras.
Le bébé n'a pas pleuré.
Le bébé a bien mangé.
La mère a dormi.
Slide 9 - Slide
Un premier bébé est né.
Où a été un père?
Qui est né?
Est-ce que le père était content ou triste?
Le père a pris son bébé dans ses bras ou sur son dos?
Le bébé a pleuré? Oui ou non?
Est-ce que le bébé a mangé ou il a dormi?
Qui a dormi? La mère a dormi ou elle a mangé?
Slide 10 - Slide
passé composé = v.t.t.
Als je iets in de passé composé wil vertellen in het Frans gebruik je twee werkwoorden.
persoonsvorm + voltooid deelwoord
De persoonsvorm maak je van avoir of van être.
Het voltooid deelwoord maak je van het tweede werkwoord.
Van werkwoorden die eindigen op -er, haal je -er weg en zet je é ervoor in de plaats. Kijk eens naar de volgende slide:
Slide 11 - Slide
L'exemple avoir:
Le père a mangé une bonne soupe.
a komt van het werkwoord avoir en is de persoonsvorm.
'Le père' is het onderwerp en staat in de 3e persoon enkelvoud.
Je kunt het dus vervangen voor 'il' om tot de juiste vervoeging te komen: il a.
de vervoegingen van avoir in de présent zijn:
j'ai, tu as, il a, elle a, on a, nous avons, vous avez, ils ont, elles ont.
j'ai, tu as, il a, elle a, on a, nous avons, vous avez, ils ont, elles ont.
Slide 12 - Slide
Le père a mangé une bonne soupe.
Mangé is het voltooid deelwoord en komt van het werkwoord manger.
Je ziet dat de letters er eraf zijn gehaald en een é ervoor in de plaats is gekomen.
manger -> mangé
Kortom: Le père a mangé une bonne soupe.
Slide 13 - Slide
l'exemple être
Le bébé est né à l'hôpital.
est is de persoonsvorm en komt van het werkwoord être.
Le bébé is hier het onderwerp en staat in de 3e persoon enkelvoud.
Je kunt 'le bébé' vervangen door 'il' om te weten welke vervoeging van être daarbij hoort. Kijk maar naar de vervoeging van être in présent:
Je suis, tu es, Il est, elle est, on est, nous sommes, vous êtes, Ils sont, elles sont.
Je suis, tu es, Il est, elle est, on est, nous sommes, vous êtes, Ils sont, elles sont.
Kun jij zien welk woord een voltooid deelwoord is in de zin: Le bébé est né à l'hôpital?
Slide 14 - Slide
Le match -> de wedstrijd
Nu volgt een verhaaltje in het Frans.
Zodra je ziet dat er iets in de passé composé staat, mag je je handje omhoog doen. Als jij de regel volledig kunt uitleggen verdien je 1 punt.
Is jouw uitleg nog onvoldoende, dan gaat de beurt naar de volgende. Degene met de meeste punten heeft gewonnen!
Wie helpt de score bijhouden? Bonne chance!
Slide 15 - Slide
l'histoire du bébé
Il y avait un bébé, un père et une maman.
Le père, la maman et le bébé étaient contents. Ils ont rigolé beaucoup!
Ils ont mangé et c'était très bon. Le père et la mère ont pris une pizza. Le bébé a mangé du lait. Le bébé était très content.
La maman a dormi. Elle était fatiguée.
Le père du bébé est allé au supermarché.
Il a fait des courses. Il a acheté les tomates et le chocolat.
La maman a aimé le chocolat. Elle était très contente.
Slide 16 - Slide
Bien joué!
Slide 17 - Slide
la vidéo
We kijken nu naar een korte video over de eerste babies in 2021!
https://youtu.be/Flp2RsAGIes
let op: het is niet erg als je niet alles kunt verstaan.
Geef aandacht aan de dingen die je wel kunt begrijpen.
Slide 18 - Slide
La conclusion
Om te vertellen wat je hebt gedaan, gebruik je in het Frans de passé composé. Die tijd maak je op dezelfde manier als in het Nederlands.
J’ai regardé.
Ik heb gekeken.
Slide 19 - Slide
les devoirs
Chapitre 5:
Apprendre (leren voor de toets) Grammaire D passé composé en de woordjes en zinnetjes van bron A, B en C FR-NL en NL-FR.
Faire (oefenen voor de toets) Francofolies: je maakt de tweede opdracht over de liedjes en emotie. Luister alle liedjes van het lijstje en kies er eentje uit die past bij een feestje. Noteer in je aantekeningenschrift in het Nederlands waarom je die hebt gekozen en geef voorbeelden uit de Franse tekst van het liedje om jouw antwoord te onderbouwen.
