regelm ww op -er + LUPIN

qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?
- révision verbes réguliers
- lire ex. 5 et 6
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

qu'est-ce qu'on va faire aujourd'hui?
- révision verbes réguliers
- lire ex. 5 et 6

Slide 1 - Slide

Herhaling werkwoorden op -er
In deze les herhalen we nog een keer de rijtjes van het regelmatige werkwoord op -er in de:
- présent
- imparfait
- passé composé
- futur

Slide 2 - Slide

tegenwoordige tijd
verleden tijd
voltooide tijd
toekomende tijd
présent
passé composé
futur
imparfait

Slide 3 - Drag question

de tegenwoordige tijd:  
le présent


formule: hele werkwoord - er + uitgangen
(  e, es, e, ons, ez, ent )

Slide 4 - Slide

welke is de juiste vorm?
A
on parles
B
on parle
C
on parler
D
on parlons

Slide 5 - Quiz

welke is de juiste vorm?
A
vous cherchez
B
vous cherchons
C
vous chercher
D
vous cherchent

Slide 6 - Quiz

wat is de formule van de imparfait?

Slide 7 - Mind map

de verleden tijd: l'imparfait
Dus: nous- vorm présent - ons + uitgangen
 ( ais/ais/ait/ions/iez/aient)

je parlais   -----> ik praatte                nous parlions
tu parlais                                                    vous parliez
il, elle, on parlait                                      ils, elles parlaient



Slide 8 - Slide

Welke is de onjuiste vorm van het ww "passer" in de imparfait?
A
je passais
B
vous passiez
C
nous passions
D
il passa

Slide 9 - Quiz

hoe maak je de passé composé van een werkwoord op -er?

Slide 10 - Open question

Hoe zeg je in het Frans:
Zij hebben gezongen?
A
ils sont chanté
B
ils ont chanté
C
ils a chanté
D
ils vont chanté

Slide 11 - Quiz

Een futur simple in het Frans maak je:
A
met een hulpwerkwoord
B
met een uitgang achter de stam
C
met een uitgang achter het hele werkwoord

Slide 12 - Quiz

Hoe maak je dus een futur in het Frans:
Door de vormen van het werkwoord 'avoir'achter het hele werkwoord te zetten.
je parlerai --> ik zal praten      nous parlerons
tu parleras                                      vous parlerez
il, elle, on parlera                          ils, elles parleront

Slide 13 - Slide

na de les van vandaag
ken ik weer het rijtje van de ww op -er in de 4 tijden
heb ik nog meer oefening nodig met de ww
ga ik de ww rijtjes misschien wel weer weten
snap ik nog steeds niks van de werkwoorden op -er

Slide 14 - Poll

au travail
Huiswerk voor dinsdag 20 april:
- maken lire ex. 5 et 6 p. 97 en 98
- leren apprendre 1 unité 6

Slide 15 - Slide