6.4 Komt de overheid rond?

6.4 Komt de overheid rond?
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

6.4 Komt de overheid rond?

Slide 1 - Slide

Starthouding

Slide 2 - Slide

Weet jij het nog?

Slide 3 - Slide

Op welk product wordt GEEN accijns geheven?
A
Tabak
B
Museumbezoek
C
Alcohol
D
Benzine

Slide 4 - Quiz

Wat betekent de afkorting BTW?
A
Belasting Totale Waarde
B
Belasting Toegevoegde Waarde
C
Bruto Totale Waarde
D
Bruto Toegevoegde Waarde

Slide 5 - Quiz

Wat is GEEN soort belasting?
A
BTW
B
Loonbelasting
C
Subsidie
D
Accijns

Slide 6 - Quiz

Doelen van deze les
Na deze les kun je:
  • Beschrijven wat de rijksbegroting is. 
  • Uitleggen wat de miljoenennota en de rijksbegroting met elkaar te maken hebben.
  • Uitleggen wat een begrotingstekort is en wat de overheid daaraan kan doen.
  • Miljoenen en miljarden juist noteren en ermee rekenen.

Slide 7 - Slide

Prinsjesdag

Slide 8 - Mind map

Rijksbegroting
De derde dinsdag in september is Prinsjesdag. Dan leest de koning de troonrede voor. En de regering maakt dan de rijksbegroting voor het komende jaar bekend.




Slide 9 - Slide

Wat is de Rijksbegroting?
Rijk = Het Rijk / De Rijksoverheid 
Begroting = Overzicht van toekomstige uitgaves

Slide 10 - Slide

De miljoenennota
De overheid legt uit welke keuzes ze maken in de miljoenennota. Hier leggen ze uit waarom de overheid gaat bezuinigen of dat er juist meer geld uitgegeven gaat worden. 

Slide 11 - Slide

Begrotingstekort- of overschot?
De inkomsten en uitgaven op de rijksbegroting zijn nooit helemaal gelijk aan elkaar.
Als de uitgaven meer zijn dan de inkomsten, is er een begrotingstekort.


Slide 12 - Slide

Begrotingstekort- of overschot?
De inkomsten en uitgaven op de rijksbegroting zijn nooit helemaal gelijk aan elkaar.
Als er meer inkomsten dan uitgaven zijn, is er een begrotingsoverschot.


Slide 13 - Slide

Wat te doen bij een Begrotingstekort & -overschot?
  • Begrotingstekort = 
  • Geld lenen
  • Bezuinigen
  • Belastingen verhogen
  • Begrotingsoverschot =
  • Schuld aflossen
  • Meer uitgeven

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

45 miljard = ... miljoen
A
4.500
B
450
C
0,45
D
45.000

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

650 miljoen = ... miljard
A
65
B
0,65
C
650.000
D
6,5

Slide 23 - Quiz

Aan de slag!
Opdrachten 6.4+ alle rekenopdrachten

Slide 24 - Slide