Werkwoordspelling T.T. + V.T. oefenen

De regel van 't exkofschip is voor
A
spelling van werkwoorden in VT
B
spelling van werkwoorden in TT
C
spelling van zelfstandige naamwoorden
D
spelling van alle woorden
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 3,4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

De regel van 't exkofschip is voor
A
spelling van werkwoorden in VT
B
spelling van werkwoorden in TT
C
spelling van zelfstandige naamwoorden
D
spelling van alle woorden

Slide 1 - Quiz

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 2 - Quiz

(vinden) Ik ... spelling erg lastig.
A
vint
B
vind
C
vindt

Slide 3 - Quiz

Wat is correct?
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 4 - Quiz

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind

Slide 5 - Quiz

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 6 - Quiz

Wat is correct?
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling?
A
spinnenweb
B
spinneweb

Slide 8 - Quiz

Hoe schrijf je de samenstelling: beer + gezellig?
A
berengezellig
B
beregezellig

Slide 9 - Quiz

Maak er een samenstelling van
geboorte + cijfer =


A
geboortecijfer
B
geboortencijfer

Slide 10 - Quiz

Hoe maak je de samenstelling:

verrassing+aanval
A
verrassingsaanval
B
verrassingaanval

Slide 11 - Quiz

Welke samenstelling is correct geschreven?
A
groenteboer
B
groentenboer

Slide 12 - Quiz

Waar is het koppelteken juist gebruikt?
A
minijurk
B
mini-jurk

Slide 13 - Quiz

wel of geen koppelteken
A
minimuminkomen
B
minimum-inkomen

Slide 14 - Quiz

wel of geen koppelteken
A
dvd collectie
B
dvd-collectie

Slide 15 - Quiz

De man fluisterde: "Ik kan niet meer".
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn verkeerd geschreven.

Slide 16 - Quiz

We oefenen met de volgende leestekens: komma, punt, vraagteken en uitroepteken.
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quiz

Welke leestekens gebruik je bij een citaat?
A
Uitroeptekens
B
Dubbele punt en aanhalingstekens

Slide 18 - Quiz

Welk leesteken hoort er achter de zin?
Vind jij leestekens moeilijk

A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 19 - Quiz

Wat vind je nog moeilijk?

Slide 20 - Open question