5.1 Lading en Spanning

5.1 Lading en spanning + weerstand

Lesdoelen: 
- Wat statische elektriciteit is.
- Wat zijn elektronen en hoe verplaatsen elektronen zich. 
- Wat is spanning en het verschil tussen stroomrichting
   en richting van elektronen.
- Berekenen van de weerstand
- Tekenen van een schakeling


1 / 24
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

5.1 Lading en spanning + weerstand

Lesdoelen: 
- Wat statische elektriciteit is.
- Wat zijn elektronen en hoe verplaatsen elektronen zich. 
- Wat is spanning en het verschil tussen stroomrichting
   en richting van elektronen.
- Berekenen van de weerstand
- Tekenen van een schakeling


Slide 1 - Slide

Hoe kom je elektriciteit tegen in het dagelijkse leven?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Lading 
2 soorten lading:
  • Positieve lading(+)
  • Negatieve lading(-)

  • Als een voorwerp statisch geladen is, heeft het voorwerp te veel positieve of te veel  negatieve lading.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wrijving
  • Bij wrijving springen elektronen over van staaf naar doek, de staaf wordt positief geladen en de doek negatief.

  • Bij wrijving verplaats je altijd de negatieve lading!

  • Elektronen zijn negatief geladen deeltjes

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Spanning
spanning is het ladingsverschil. Elektronen aan de negatieve kant willen naar de positieve kant, zonder een verbinding is er een verschil van lading, genoemd spanning. de spanning meet je in voltage (V).

 Elektronen bewegen van - naar + wanneer er een geleidende verbinding wordt gemaakt. er zal een elektrische stroom (A) gaan lopen.

Slide 12 - Slide

Weerstand
Weerstand:
Eigenschap van voorwerpen die aangeeft of de stroom er gemakkelijk (bij een kleine weerstand) of moeilijk (bij een grote weerstand) doorheen kan lopen.

Slide 13 - Slide

Schakeling van weerstanden
Je bouwt een schakeling, je meet de stroomsterkte en de spanning en je berekent de weerstand!

(schakeling -->)

Slide 14 - Slide

Weerstand berekenen

Slide 15 - Slide

De twee ballen zijn op dezelfde manier geladen
De ene bal is geladen, de andere niet
De twee ballen zijn helemaal niet geladen

Slide 16 - Drag question

Hoe heten de deeltjes die overspringen van een voorwerp?
A
positieve lading
B
elektronen
C
spanningsdeeltjes

Slide 17 - Quiz

Wanneer is een voorwerp (elektrisch) neutraal
A
Wanneer zich in het voorwerp meer positieve als negatieve lading bevindt
B
wanneer er in zich in het voorwerp meer negatieve als positieve lading bevindt
C
Wanneer er precies evenveel positieve als negatieve lading in een voorwerp zit
D
wanneer het voorwerp neutrale lading bevat

Slide 18 - Quiz

wat gebeurd er wanneer er wrijving plaatsvind tussen een ballon en een trui.
A
Door de wrijving zullen negatieve deeltjes overspringen naar de ballon, de ballon is negatief geladen en de trui positief.
B
Door de wrijving zal de ballon elektrisch neutraal worden
C
Door de wrijving zullen de negatieve deeltjes overspringen naar de ballon. de ballon en de trui zullen beiden negatief geladen zijn
D
Er gebeurt niets

Slide 19 - Quiz

Welke uitspraak is juist, in een stroomkring.....
A
stromen elektronen van negatief (-) naar positief(+) en de stroom loopt van positief(+) naar negatief(-)
B
stromen elektronen van positief (+) naar negatief(-) en de stroom loopt van negatief (-) naar positief(+)
C
stromen elektronen van positief (+) naar negatief(-) en de stroom loopt van positief(+) naar negatief(-)
D
stromen elektronen van negatief (-) naar positief(+) en de stroom loopt van negatief(-) naar positief(+)

Slide 20 - Quiz

Een positief voorwerp wil graag neutraal worden door ...
A
... zijn positieve lading af te geven.
B
... elektronen op te nemen.

Slide 21 - Quiz

Een neutraal geladen voorwerp heeft ...
A
... geen positieve en geen negatieve lading.
B
... evenveel positieve als negatieve lading.

Slide 22 - Quiz

Een positief geladen voorwerp heeft ...
A
... teveel elektronen
B
... te weinig elektronen

Slide 23 - Quiz

Lesdoelen
  • wat is statische elektriciteit?
  • wat zijn elektronen? 
  • Wat is het verschil tussen de stroomrichting en de richting waarin elektronen bewegen?





Maak opdrachten 1 t/m 9

Slide 24 - Slide