Engels unit 3 lesson 3, alle woorden

Engels
1 / 12
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Engels

Slide 1 - Slide

What does 'department store' means?
A
Winkelcentrum
B
Warenhuis
C
Een markt
D
Kringloop winkel

Slide 2 - Quiz

What does 'zipper' means?
A
Potlood
B
Etui
C
Rits
D
Gulp

Slide 3 - Quiz

What does 'swimming trunks' means?
A
Badpakken
B
Bikini's
C
Zwembandjes
D
Zwembroeken

Slide 4 - Quiz

What does 'refund' means?
A
Terugbrengen
B
Meegeven
C
Terugbetalen
D
Opgeven

Slide 5 - Quiz

What does 'fitting room' means?
A
Paskamer
B
Slaapkamer
C
Winkelkamer
D
Etalage

Slide 6 - Quiz

What does 'escalator' means?
A
Rollator
B
Lift
C
Ontsnapping
D
Roltrap

Slide 7 - Quiz

What does 'expensive' means?
A
Goedkoop
B
Duur
C
Welvarend
D
Kwaliteit

Slide 8 - Quiz

What does 'tracksuit' means?
A
Zwempak
B
Joggingpak
C
Ruimtepak
D
Volgpak

Slide 9 - Quiz

What does 'receipt' menas?
A
Gekregen
B
Bonnetje
C
Wegbrengen
D
Recept

Slide 10 - Quiz

What does 'to go window shopping' means?
A
Kijken naar artikelen maar niks kopen.
B
Kijken naar de poppen in de etalages.
C
Ergens een drankje halen.
D
Uiteten gaan.

Slide 11 - Quiz

Which words do you think are quite difficult?

Slide 12 - Open question