What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Terugkijken P1
Wat bestudeert de anatomie?
A
Hoe een lichaam gebouwd is.
B
Hoe je op een lichaam moet opereren.
C
Hoe een lichaam werkt.
D
Welke ziektes/afwijkingen er bestaan.
1 / 26
next
Slide 1:
Quiz
Anatomie | pathologie
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat bestudeert de anatomie?
A
Hoe een lichaam gebouwd is.
B
Hoe je op een lichaam moet opereren.
C
Hoe een lichaam werkt.
D
Welke ziektes/afwijkingen er bestaan.
Slide 1 - Quiz
Wat bestudeert de pathologie?
A
Hoe een lichaam gebouwd is.
B
Hoe een lichaam werkt.
C
Overleden mensen.
D
Welke ziektes/afwijkingen er bestaan.
Slide 2 - Quiz
Wat betekent het voorvoegsel -a(n) ?
A
anti
B
eerst (e)
C
niet/geen
D
wel
Slide 3 - Quiz
Wat betekent het achtervoegsel -itis ?
A
jeuk
B
kijken
C
ontsteking
D
pijn
Slide 4 - Quiz
Het Latijnse woord voor slagader is:
Slide 5 - Open question
Het Latijnse woord voor zenuw is:
Slide 6 - Open question
Mijn binnen-enkel wordt ook wel mijn mediale enkel genoemd.
Slide 7 - Open question
Een ander woord voor ventraal is anterior
Slide 8 - Open question
Wat zijn de 5 kenmerken van leven van een cel?
A
Groei, mitose, meiose, waarnemen en voortplanting
B
Groei / celdeling, voeden, ademen, uitscheiden en reageren op verandering
C
Groei / celdeling, uitscheiden, voeden, prikkelverwerking en waarneming
D
Stofwisseling, meiose, groei, waarnemen en celdeling
Slide 9 - Quiz
Genetica (erfelijkheidsleer) is:
A
De wetenschap naar de biologische overdracht van erfelijke, sociale en milieufactoren
B
De wetenschap naar erfelijke, sociale en milieufactoren die zijn opgeslagen in de genen
C
De wetenschap die de gelijkenis van kinderen en hun ouders bestudeert
D
De wetenschap die onderzoek doet naar de eigenschappen van de genen
Slide 10 - Quiz
De definitie van een weefsel is:
A
Een groep cellen die aan elkaar grenzen
B
Een groep cellen met dezelfde bouw maar verschillende taken
C
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
D
Een groep cellen met verschillende bouw maar dezelfde functie
Slide 11 - Quiz
Wat is de kleinste eenheid van leven in het menselijk lichaam?
A
een cel
B
een molecuul
C
een weefsel
D
een orgaan
Slide 12 - Quiz
Er worden meestal vijf hoofdgroepen van weefsels onderscheiden. Welke vijf zijn dat?
A
bloed-, dek-, bind-, steun- en spierweefsel
B
transport-, dek-, epitheel-, steun- en spierweefsel
C
transport-, spier-, zenuw-, bloed- en steunweefsel
D
transport-, zenuw-, spier-, steun-, en dekweefsel
Slide 13 - Quiz
Er wordt onderscheid gemaakt tussen exocriene klieren en endocriene klieren. Welke klieren maken hormonen?
A
endocriene klieren
B
exocriene klieren
Slide 14 - Quiz
Afhankelijk van het soort vezels kan men in het menselijk lichaam drie soorten kraakbeen onderscheiden. Welke drie zijn dat?
A
Elastisch kraakbeen, vulweefsel en hyalien kraakbeen
B
Vezelig kraakbeen, hyalien kraakbeen en elastisch kraakbeen
C
Vezelig kraakbeen, vulweefsel en bindweefsel
D
Vulweefsel, elastisch kraakbeen en onbeweeglijk kraakbeen
Slide 15 - Quiz
Welke twee soorten beweeglijke botverbindingen komen er voor in het menselijk lichaam?
A
Bovenkaak en gewrichten
B
Kraakbeenverbinding en gewricht
C
Naadverbinding en kraakbeenverbinding
D
Pijpbeenderen en kraakbeenverbinding
Slide 16 - Quiz
Het borstbeen bevat veel rood beenmerg. Wat wordt daarin gevormd?
A
bloedcellen
B
vet
C
zenuwweefsel
D
zuurstof
Slide 17 - Quiz
Wat is de Latijnse naam voor hersenschedel?
A
Humerus
B
Neurocranium
C
Radius
D
Ulna
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Slide
Welk cijfer in de afbeelding die je net zag is de: mandibula ?
A
7
B
3
C
5
D
4
Slide 20 - Quiz
Wat zijn functies van het spierweefsel?
A
Spierweefsel geeft stevigheid aan de botten
B
Spierweefsel maakt bewegingen van het lichaam mogelijk en heeft een beschermende functie
C
Spierweefsel zorgt voor een goede doorbloeding van het lichaam waardoor het warm blijft
D
Spierweefsel zorgt voor het transport van zuurstof en het tot stand brengen van bewegingen (mobiliteit)
Slide 21 - Quiz
Uit welk type weefsel bestaat de hartspier?
A
Dwarsgestreept spierweefsel
B
Glad spierweefsel (onwillekeurig)
C
Hartspierweefsel
D
Willekeurig spierweefsel
Slide 22 - Quiz
Stel: Je buigt je arm. De spieren die voor de tegenovergestelde beweging (strekken van de arm) kunnen zorgen heten de:
A
Activisten
B
Agonisten
C
Antagonisten
D
Synergisten
Slide 23 - Quiz
In de wand van de slokdarm zitten spieren. Welk soort spieren zijn dit?
A
Dwarsgestreepte spieren
B
Gladde spieren
C
Dwarsgestreepte en gladde spieren
D
Gladde spieren en hartspierweefsel
Slide 24 - Quiz
Slide 25 - Slide
Welk cijfer in de vorige afbeelding is de: grote bilspier (m. gluteus maximus) ?
A
1
B
2
C
5
D
6
Slide 26 - Quiz
More lessons like this
Terugkijken p1 en p2
January 2023
- Lesson with
39 slides
Anatomie | pathologie
MBO
Studiejaar 1
Terugkijken p1 en p2
January 2023
- Lesson with
32 slides
Anatomie | pathologie
MBO
Studiejaar 1
Terugkijken en vooruit blikken
April 2023
- Lesson with
54 slides
Anatomie | pathologie
MBO
Studiejaar 1
Terugkijken p1
October 2023
- Lesson with
19 slides
Anatomie | pathologie
MBO
Studiejaar 1
Terugkijken p1 en p2
January 2023
- Lesson with
34 slides
Anatomie | pathologie
MBO
Studiejaar 1
Introductie afgp cav
April 2024
- Lesson with
31 slides
introductie AFGP
September 2022
- Lesson with
34 slides
anatomie, fysiologie en pathologie
MBO
Studiejaar 1
introductie AFGP cav donderdag
November 2024
- Lesson with
27 slides
anatomie, fysiologie en pathologie
MBO
Studiejaar 1