V6 SE2 oefenen

V6 SE2 oefenen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

V6 SE2 oefenen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

V6 SE2 2024-2025 oefenen
H10 bloedsomloop
H11 voeding en vertering
H12 regeling intern milieu
H13 hormonen
H16 afweer
H19 sport

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Thuis oefenen
Examen 2023 - II
Opgaven 


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Over welke leerdoelen wil jij nog extra uitleg?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Welke leerdoelen of paragrafen kun jij goed uitleggen aan een ander?

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

werkvormen (alleen of in duo's)
Je werkt aan de leerdoelen die je nog niet goed beheerst.
  • Uitleg lastige leerdoelen van docent
  • Uitleg lastige leerdoelen van een klasgenoot 
  • Samen examenopgaven maken en bespreken 
  • Oefenen en uitlegvideo's op biologiepagina.nl 
  • De BINAS doornemen - snap je alle relevante tabellen?
  • Examenopgaven in deze lesson-up maken

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

H10 bloedsomloop
  1. Je beschrijft de open, de gesloten en de dubbele bloedsomloop.
  2. Je beschrijft de bouw en de werking van het hart.
  3. Je beschrijft de verschillen tussen de embryonale en de volwassen bloedsomloop.
  4. Je legt het verloop van de bloeddruk in de bloedvaten uit.
  5. Je beschrijft hoe je de bloeddruk en het verschil tussen boven­ en onderdruk bepaalt.
  6. Je beschrijft het ontstaan van de elektrische activiteit van het hart.
  7. Je legt uit hoe je lichaam de bloedverdeling aanpast aan de omstandigheden.
  8. Je beschrijft de bloedsamenstelling.
  9. Je legt het transport van O₂ en CO₂ via het bloed uit en beschrijft de functie van myoglobine.
  10. Je interpreteert O₂­-verzadigingscurves en leidt waarden af.
  11. Je beschrijft de bouw en functie van het lymfesysteem.
  12. Je beschrijft de bloedstolling.
  13. Je legt uit hoe in de haarvaten weefselvloeistof ontstaat.
  14. Je beschrijft de bouw en functie van de drie typen bloedvaten.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

H11 voeding en vertering
  1. Je beschrijft een gezond voedingspatroon en de gevolgen van een ongezond voedingspatroon.
  2. Je noemt de voedingsstoffen en hun functies.
  3. Je beschrijft wat additieven zijn en berekent via hun ADI-waarde mogelijke gezondheidsrisico’s.
  4. Je beschrijft het verschil tussen mechanische verkleining en chemische vertering en het transport van voedsel door het maag-darmkanaal.
  5. Je licht de functie(s) toe van de organen die betrokken zijn bij de vertering.
  6. Je beschrijft de rol van de darmbacteriën.
  7. Je legt uit hoe enzymen werken, legt het verband uit tussen de vorm en de functie van enzymen en beschrijft de naamgeving.
  8. Je legt de invloed van de temperatuur en de pH op de snelheid van een enzymreactie uit aan de hand van optimumkrommen.
  9. Je beschrijft de vertering van de macromoleculen en de invloed die de pH daarop heeft.
  10. Je beschrijft de vertering van vetten door lipase en de bijdrage van gal daaraan

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

H11 voeding en vertering
11. Je beschrijft de bouw van de lever en de aan- en afvoer van stoffen.
12. Je legt het verband uit tussen de bouw van de dunne darm en zijn opnamecapaciteit.
13. Je beschrijft de opname van wateroplosbare en vetoplosbare voedingsstoffen.
14. Je beschrijft de bijdrage van de lever aan de verwerking van vetachtige stoffen.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

H12 regeling intern milieu
  1. Je legt uit hoe een regelkring werkt.
  2. Je herkent en beschrijft de regelkringen voor de temperatuurregulatie in het menselijk lichaam.
  3. Je beschrijft hoe regelkringen homeostase in stand houden.
  4. Je beschrijft de functies van de lever.
  5. Je beschrijft de bijdrage van de lever aan de stofwisseling van koolhydraten, vetten en eiwitten.
  6. Je beschrijft de weg die de lucht aflegt in de ademhalingsorganen.
  7. Je beschrijft hoe verschillende factoren de snelheid van de gaswisseling beïnvloeden.
  8. Je beschrijft hoe astma en COPD van invloed zijn op de diffusiesnelheid tussen bloed en longen.
  9. Je beschrijft de ventilatiebewegingen bij de ademhaling.
  10. Je beschrijft veranderingen in longvolume tijdens een ademhaling en kunt eraan rekenen.
  11. Je beschrijft de invloed van de dode ruimte op de ademhaling.
  12. Je beschrijft hoe je lichaam de ademhaling regelt.





Slide 10 - Slide

This item has no instructions

H12 regeling intern milieu
13. Je beschrijft de bouw en werking van een nier.
14. Je legt uit hoe in de niereenheden uitwisseling van stoffen tussen voorurine en weefselvloeistof plaatsvindt.
15. Je legt de regulatie van de water- en zouthuishouding door hormonen uit.





Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Hoogteziekte
Naarmate je hoger komt neemt de luchtdruk af. De ijle lucht bevat nog steeds 21 procent zuurstof, maar elke ademteug bevat als je hoger komt steeds minder zuurstofmoleculen.  Een laag zuurstofgehalte in het bloed kan hoogteziekte veroorzaken.
Hoogteziekte merk je aan hoofdpijn met daarbij misselijkheid, slapeloosheid en/of vermoeidheid. De gevoeligheid voor hoogteziekte verschilt van persoon tot persoon en is niet gekoppeld aan leeftijd, geslacht, conditie of ervaring. Hoogteziekte kan, indien onbehandeld, uitmonden in hersenoedeem (vochtophoping in de hersenen) en longoedeem (vochtophoping in longweefsel) en is dan levensbedreigend. 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Een laag zuurstofgehalte in de longblaasjes beïnvloedt de doorbloeding van de longen. In longdelen met een lage pO2 vernauwen de slagadertjes. Hierdoor wordt de bloedstroom verlegd naar zuurstofrijkere longblaasjes. Als gevolg van deze veranderde doorbloeding kan echter longoedeem ontstaan. De situatie verslechtert dan snel.
Leg uit hoe vaatvernauwing in longslagadertjes kan leiden tot longoedeem,
en hoe als gevolg daarvan de zuurstofverzadiging van het bloed in de longen verder verslechtert. (3p)

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Wanneer je overnacht op grote hoogte, kan het gebeuren dat je ademhaling tijdens de slaap een abnormaal patroon vertoont. Het ademen houdt zo nu en dan op: je ademhaling vertraagt eerst, stopt vervolgens 10 tot 15 seconden waarna je enige tijd versneld ademt. De ademhaling vertraagt dan weer en de cyclus herhaalt zich.
Dit abnormale adempatroon is het gevolg van regulatie door het ademcentrum. Het ademcentrum reageert onder andere op de pCO2 en de pO2 in het bloed.
Welke verandering in de pO2 of de pCO2 is mogelijk de oorzaak van het zo nu en dan stoppen van de ademhaling op grote hoogte? (2p)
A
een hoge pCO2 van het bloed
B
een hoge pO2 van het bloed
C
een lage pCO2 van het bloed
D
een lage pO2 van het bloed

Slide 14 - Quiz

Ademcentrum reageert sterker op CO2. Bij een te hoge CO2 zou de ademhaling in eerste instantie niet stoppen maar juist versnellen of verdiepen om CO2 kwijt te raken.
De gaswisseling verbetert na een verblijf van enige weken op grote hoogte: door de invloed van een bepaald hormoon neemt de zuurstofopname geleidelijk toe. In de uitwerkbijlage is een aanzet gegeven van de regelkring waarbij dit hormoon betrokken is. Maak de regelkring af zodat duidelijk wordt hoe deze leidt tot een betere zuurstofopname na een lang verblijf op grote hoogte. Doe het als volgt:
- Vul de naam in van het hormoon, van een celtype, van een orgaan en van een specifiek onderdeel of weefsel in een orgaan.
- Geef bij drie pijlen aan of het stimulering (+) of remming (-) betreft.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions