4.4 de islam

Welke vraag/vragen snapte je niet?
1 / 31
next
Slide 1: Open question
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welke vraag/vragen snapte je niet?

Slide 1 - Open question

Welke vraag/vragen snapte je niet?

Slide 2 - Open question

Welke vraag/vragen snapte je niet?

Slide 3 - Open question

De islam

Slide 4 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van deze dag kun je herkennen en uitleggen waarom de islam is ontstaan, hoe deze godsdienst zich heeft verspreid en wat de belangrijkste kenmerken van de islam zijn.

Slide 5 - Slide

programma
voorkennis
uitleg
opdracht
afronden

Slide 6 - Slide

Wat weet je al
over de islam?

Slide 7 - Mind map

Start opdracht 
maken vragen 1-3 op blz 36 en 37 

Slide 8 - Slide


Welke godsdienst is ouder?
A
christendom
B
islam

Slide 9 - Quiz


Wie is de profeet van de islam?
A
Mohammed
B
Jezus
C
Arabier
D
Er is geen profeet

Slide 10 - Quiz


Waar is de Islam ontstaan?
A
Arabië
B
China
C
Spanje
D
Turkije

Slide 11 - Quiz

Veel goden of één god? 
  • In de zesde eeuw geloofden de Arabieren in honderden goden
  • In de stad Mekka stond de Ka'aba: een grote zwarte steen
  • Op deze plek aanbieden de Arabieren hun goden
  • Ook mensen, waaronder veel handelaren, uit andere landen bezochten de Ka’aba en baden er tot hun goden.
  • Mekka lag aan een kruispunt van handelswegen en was een belangrijke handelsstad.

Slide 12 - Slide

Mohammed 
  • Mohammed was een handelaar uit Mekka. 
  • In een droom, een visoen, vertelde een engel dat er maar één god is, Allah.
  • Mohammed vertelde de mensen in Mekka over zijn droom, maar bijna niemand wilde naar hem luisteren. 
  • De meeste mensen moesten niets van Mohammed hebben en joegen hem en zijn volgelingen de stad uit

Slide 13 - Slide

Van Mekka naar Medina
Jaartal: 622

  • Mohammed vlucht naar Medina
  • Dit is het begin van de islamitsche jaartelling, de hedsjra
  • In deze stad woonden veel joden en christenen, ook zij geloven in één god (monotheïsme).
  • Mohammed, die zich profeet van Allah noemde, kreeg veel aanhangers. 
  • Zij noemden zich moslims en hun godsdienst de islam.

Slide 14 - Slide

Terug naar Mekka
Jaartal: 630

  • Met een grote groep moslims ging Mohammed terug naar Mekka (630)
  • Er werd gevochten en Mohammed won. 
  • Veel bewoners van Mekka werden toen alsnog moslim. 
  • Mohammed beval dat mensen bij de Ka’aba alleen nog tot Allah mochten bidden.

Slide 15 - Slide


De islam kent...
A
1 god
B
2 goden
C
3 goden
D
4 goden

Slide 16 - Quiz


Wat betekent islam?
A
Onderwerping aan Allah
B
Zoeken naar Allah
C
Geloven in Allah
D
Allah is groot

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Video

Welke vraag/vragen snap je niet van paragraaf 3?

Slide 19 - Open question

Zijn er andere vragen?

Slide 20 - Open question

De islam
  • Islam betekent: 'onderwerping'
  • Het belangrijkste boek is de Koran of Qoer'ān (القرآن)
  • Volgens moslims zijn de woorden in de Arabische taal door Allah via de engel Djibriel aan Mohammed geopenbaard.
  • Daarnaast moet een moslim zich (zoveel mogelijk) houden aan de vijf zuilen, dit zijn godsdienstige verplichtingen.
  • Het vrijdaggebed in een moskee is voor mannen verplicht

Slide 21 - Slide


De volgelingen van de islam zijn
A
boedhist
B
christen
C
jihad
D
moslim

Slide 22 - Quiz


Opvolgers van Mohammed heten
A
Kaliefen
B
Poitiers
C
Profeten
D
Arabieren

Slide 23 - Quiz

Laatste les voor de toets 
Bespreken leerdoelen
gemaakte vragen doornemen
extra opdrachten
vragen 
afronden

Slide 24 - Slide

Leerdoel
Je kunt beschrijven hoe de islam ontstond.
Je kunt de belangrijkste kenmerken noemen van de islamitische geloofsleer.
Je kunt beschrijven hoe de islam zich heeft verspreid en verbrokkelde.

Slide 25 - Slide

Het leerdoelen-rad der wonderen
Wie krijgen de eer om een leerdoel
te mogen beantwoorden?

Voor de leerdoelen 1, 2 en 3 zoeken
we vandaag drie leerlingen.

Succes!

Slide 26 - Slide

Vijf zuilen van de islam
geloofsbelijdenis (sjahada)
الشهادة
rituele gebeden (salat)
الصّلاة
geven aan armen (zakat)
زكاة
ramadan
(saum)
رمضان
pelgrimstocht 
(hadj)
الحجّ

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Wat hoort bij welk geloof?
christendom
islam
beide
Mohammed
Monotheïsme
kerk
moskee
Mekka
Bijbel
Jezus
Koran

Slide 29 - Drag question

Welke vraag/vragen snapte je niet?

Slide 30 - Open question

Afsluiting 
Succes met leren! 

Slide 31 - Slide