3C - 28-9-2023 - Unit 2 - les 15

Engels
Welcome 3C
1 / 39
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Engels
Welcome 3C

Slide 1 - Slide

Unit 2 - Creativity
Lesson 15 - grammar
- Check homework: exercises 6 + 7 (p.52) + nakijken ex. 3, 4 + 5
- Learning Goals
- Grammar: past simple
- Practise
- Homework



Slide 2 - Slide

GOALS
  • Je weet wat de past simple is en kunt deze toepassen.


Slide 3 - Slide

Past Simple

Slide 4 - Slide

The Past Simple
Bij regelmatige ww                     Bij onregelmatige ww
altijd het hele WW + ed

Je gebruikt de Past Simple als je zeker 
weet dat iets in het verleden gebeurd is
en nu afgelopen is.

2e rij (Past Simple)

Slide 5 - Slide

Past Simple - Tijdbepaling
Je gebruikt het om aan te geven dat iets gebeurd is, en nu afgelopen is. (iets wat tijd aangeeft in het verleden dus)

- yesterday, 
- last week, last year, last Christmas 
- in 2004, 
- a week ago, an hour ago, a moment ago

Slide 6 - Slide

+ Regelmatige Werkwoorden
De meeste werkwoorden kan je in de Past Simple zetten,
door er +ed/d achter te zetten:

I play - I played
She walks - she walked 
You bike - you biked 

Slide 7 - Slide

Wanneer gebruik je de Past Simple?
A
In het verleden gebeurd maar nog niet afgelopen
B
In het verleden gebeurd en afgelopen
C
Gebeurd in het verleden maar is nu nog merkbaar

Slide 8 - Quiz

Werkwoorden vervoeg je in de Past Simple door... (voorbeeld: walk)
A
+s te gebruiken (She walks)
B
+ed te gebruiken (She walked)
C
+ing te gebruiken (She was walking)
D
+ing the gebruiken (She walking)

Slide 9 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een REGELMATIG werkwoord?
A
go - went - gone
B
play - played - played

Slide 10 - Quiz

kies nu de goede versie van een werkwoord:
A
to buy - buyed
B
to buy - bought

Slide 11 - Quiz

kies nu de goede versie van een werkwoord:
A
to have - had
B
to have - haved

Slide 12 - Quiz

+ ONregelmatige Werkwoorden
Deze werkwoorden zijn niet te begrijpen maar moet je gewoon weten!

Ze zijn altijd de tweede vorm van het Engelse rijtje (zie blz 174-175) in je boek.

Slide 13 - Slide

De Past Simple van
ONREGELMATIGE werkwoorden...
A
Hoef je niet te kennen
B
moet je uit je hoofd leren
C
mag je bij toets opzoeken
D
krijgen -ed achter het woord

Slide 14 - Quiz

wat is een onregelmatig werkwoord?
A
do
B
laugh
C
visit
D
watch

Slide 15 - Quiz

Hoe vorm je de past simple van ONREGELMATIGE werkwoorden?
A
werkwoord + ed
B
Het 3e rijtje van de lijst onregelmatige werkwoorden
C
Het 2e rijtje van de lijst onregelmatige werkwoorden
D
werkwoord + ing

Slide 16 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een onregelmatig werkwoord?
A
swim - swam - swum
B
try - tried - tried

Slide 17 - Quiz

regelmatig werkwoord
onregelmatig werkwoord
walk
play
buy
begin
bring
love
bake
come
cry
collect
decide
bite
live
break
build
dance
choose
enjoy
drink

Slide 18 - Drag question

Onregelmatige werkwoorden
drinken
tekenen
zijn/worden
brengen
schrijven

to drink, drank, drunk


to draw, drew, drawn

to bring, brought, brought

to write, wrote, written

to be, was/were, been

Slide 19 - Drag question


Nancy .(play). with friends yesterday.

Slide 20 - Open question


Beyoncé .(give). a concert last night.

Slide 21 - Open question


Ms. L'Ortye (teach) me how to use the Past Simple yesterday.

Slide 22 - Open question

In July 2019 Boris Johnson (become) the Prime Minister of the UK.

Slide 23 - Open question


We (defeat) the other team last week.

Slide 24 - Open question

Vragen 
Bij alle werkwoorden (regelmatig en onregelmatig) hetzelfde:

Vragen: Did + onderwerp + hele werkwoord
to walk - You walked to school --> Did you walk to school?
to go     - You went to school      --> Did you go to school?

to be --> was of were komt vooraan! 
Was she happy? of Were they friends?

Slide 25 - Slide

Ontkenningen
Bij alle werkwoorden (regelmatig en onregelmatig) hetzelfde:

Vragen: Onderwerp + didn't + hele werkwoord
to walk - You walked to school --> You didn't walk to school.
to go     - You went to school      --> You didn't go to school.

to be -- > krijgt wasn't of werent in de zin.
She wasn't happy. Of: They weren't friends.

Slide 26 - Slide

Gewone zin: I was at school

Vraagzin: ...
A
Was I at school?
B
I was at school?
C
I were at school?
D
Were I at school?

Slide 27 - Quiz


...... see that movie last night?
A
Did you see?
B
Did you seed?
C
Did you saw?
D
Did you seeing?

Slide 28 - Quiz


Where ..... those shoes?
A
Did he buy?
B
Did he bought?
C
Bought he?
D
Buyed he?

Slide 29 - Quiz

Gewone zin: It was a nice man.
Ontekennende zin: ...
A
it wasn't a nice man
B
it weren't a nice man
C
wasn't it a nice man
D
it didn't be a nice man

Slide 30 - Quiz

My friends ... studying for a test,
we did our homework.

Slide 31 - Open question


I ..... him with his test.
A
didn't helped
B
didn't help
C
helped not
D
didn't helping

Slide 32 - Quiz


We ..... home together.
A
didn't went
B
not went
C
didn't go
D
doesn't go

Slide 33 - Quiz

Wat heb je geleerd?

* Je hebt de Past Simple  herhaald en geoefend
* Je kunt vragen en ontkenningen maken in de Past Simple

Slide 34 - Slide

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 35 - Open question

Slide 36 - Video

Unit 2 - Creativity
Make
exercises 8 + 9 (pp. 53-54)



timer
10:00

Slide 37 - Slide

Kun je de past simple nu zelf toepassen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

Unit 2 - Creativity
Next class on Friday 29 September.
Homework
Make: exercise 8 + 9 (pp.53-54)
Learn: vocabulary 2.2 (p.164)

Bring your workbook A and your iPad.



Slide 39 - Slide