Beveiliging van objecten (BVO)

Welke eigenschappen zijn belangrijk voor een beveiliger?
(Meerdere antwoorden mogelijk).
A
Integer zijn
B
Alert zijn
C
Passief zijn
D
Afwachtend zijn
1 / 25
next
Slide 1: Quiz
BeveiligingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Welke eigenschappen zijn belangrijk voor een beveiliger?
(Meerdere antwoorden mogelijk).
A
Integer zijn
B
Alert zijn
C
Passief zijn
D
Afwachtend zijn

Slide 1 - Quiz

Een ..... vraag kan je alleen met ja of nee beantwoorden.

Slide 2 - Open question

Welke 3 prioriteiten van Ambulancemeldingen zijn er?
A
A1, A2 & A3 meldingen
B
B1, B2 & meldingen
C
A1, A2 & B meldingen
D
A1, B2 & C3 meldingen

Slide 3 - Quiz

Waar haal je de bevoegdheden van een object vandaan?
A
Via de directie
B
Via een medewerker
C
Je hebt geen bevoegdheden
D
Huisregels van het object.

Slide 4 - Quiz

Wie is er toe bevoegd tot het opsporen van alle strafbare feiten?
A
Algehele Opsporingsambtenaar
B
Algemeen Opsporingsambtenaar
C
Buitengewoon Opsporingsambtenaar
D
Bijzonder Opsporingsambtenaar

Slide 5 - Quiz

Wat voor een soort rapportage maakt u bij een ongeval / incident?
A
Dagrapportage
B
Incidentenrapportage
C
Specifieke rapportage
D
Dienstrapportage

Slide 6 - Quiz

Het geslacht, de lengte, leeftijd, ras en postuur van een persoon zijn?
A
Algemene kenmerken
B
Primaire kenmerken
C
Specifieke kenmerken
D
Secundaire kenmerken

Slide 7 - Quiz

Wat behoort niet tot de 'Elektronische maatregelen' van een object?
A
CCTV
B
Detectie
C
Warmte sensoren
D
Ontruimingsplan

Slide 8 - Quiz

Welke 2 vormen van sabotage zijn er?
A
Passieve & actieve sabotage
B
Passieve & interactieve sabotage
C
Repressieve & passieve sabotage
D
Bouwkundige en persoonlijke sabotage

Slide 9 - Quiz

Wat is geen onderdeel van de 'branddriehoek' ?
A
Brandbare stof
B
Zuurstof
C
Ontbrandingstemperatuur
D
Stikstof

Slide 10 - Quiz

Op een brandblusser staat; 'Brandklasse C'.
Voor welke branden is deze geschikt?
A
Vaste stoffen, zoals hout.
B
Vloeistoffen, zoals benzine.
C
Vetten, zoals frituurvet.
D
Gassen, zoals propaan.

Slide 11 - Quiz

Waar wordt een groene handmelder voor gebruikt?
A
Activeren van blusmiddelen.
B
Ontgrendelen van deuren bij een calamiteit.
C
Alarmeren van de brandweer.
D
Alle 3 de antwoorden zijn juist.

Slide 12 - Quiz

Welke procedure is er als een bezoeker weigert om gevisiteerd te worden?
A
Je mag de bezoeker staande houden.
B
Je mag de bezoeker aanhouden.
C
De toegang tot het object kan geweigerd worden.
D
Alle 3 de antwoorden zijn juist.

Slide 13 - Quiz

Wat is het verschil tussen een identiteitsbewijs en een legitimatiebewijs?
A
Identiteitsbewijs zegt wie je bent
B
Legitimatiebewijs zegt wat je bent
C
Antwoord A & B zijn beide onjuist.
D
Antwoord A & B zijn beide juist.

Slide 14 - Quiz

Wat is GEEN taak van een centralist?
A
Aansturen
B
Coördineren
C
Hulpdiensten opvangen bij de entree
D
Prioriteiten stellen

Slide 15 - Quiz

Wat is het doel van een alarmopvolging?
A
Checken of de alarmmelding terecht is.
B
Een alarm uitschakelen.
C
Een controle ronde lopen.
D
Een verdachte aanhouden.

Slide 16 - Quiz

Waar staat de afkorting PSA voor?

Slide 17 - Open question

Wanneer gaat de noodverlichting aan?
A
Als de nood hoog is.
B
Als de stroom uitvalt.
C
Als er een ongeval is gebeurd.
D
Deze gaat alleen aan als je hem zelf aanzet.

Slide 18 - Quiz

Wat is een Slow whoop?
A
Dit is een incidentenmelding
B
Dit is ontruimingssignaal
C
Dit is een melding naar het noodnummer 112.
D
Dit is een signaal dat je langzaam moet lopen.

Slide 19 - Quiz

Hoeveel kg mag een draagbare blustoestellen maximaal wegen?
A
1 kg
B
5 kg
C
10 kg
D
20 kg

Slide 20 - Quiz

De ....... is verantwoordelijk voor het opsporen van strafbare feiten binnen de gemeente.
A
Officier van justitie
B
B.O.A.
C
Burgemeester
D
Hoofdagent

Slide 21 - Quiz

Bij welke instantie moet een ernstig bedrijfsongeval gemeld worden?
A
Ongevalleninspectie
B
Inspectie van bedrijven en werkgevers.
C
Inspectie SZW
D
Inspectie werkgevers en werknemers

Slide 22 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met 'etherdiscipline'?
A
Netjes/rustig eten.
B
Telefonische meldingen snel en vlug doorgeven.
C
Kort & duidelijk door de portofoon praten.
D
Meldingen altijd noteren

Slide 23 - Quiz

Welke ronde loop je bij het begin van de dag als je het pand opent?
A
Openingsronde
B
Brand en sluitronde
C
Specifieke ronde
D
Calamiteitenronde

Slide 24 - Quiz

Het constant in de gaten houden van een persoon of voorwerp , dat noemen we ?
A
Beveiligen
B
Surveilleren
C
Bewaken
D
Passieve beveiliging

Slide 25 - Quiz