This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Leer
meer
over werkwoorden
Slide 1 - Slide
Wat weet je nog over werkwoorden van de vorige les?
Slide 2 - Open question
Werkwoord
Ander woord
Lopen
Warm
De was
Was
Reis
Hoger
klap
haring
vliegtuigen
zwom
lagen
Slide 3 - Drag question
Hoe herken je een werkwoord?
Je kunt het in het enkelvoud of meervoud zetten:
Je koopt - jullie kopen
2. je kunt de tijd ervan veranderen: je koopt - je kocht
3. je kunt het vervoegen: ik zie/jij ziet/zij ziet/wij zien/jullie zien/zij zien
Slide 4 - Slide
vind het werkwoord
1. Hij zag de vliegen vliegen.
2. Als vliegen achter vliegen vliegen, vliegen vliegen vliegen achterna.
timer
0:30
Slide 5 - Slide
'Vragen vragen is vragen om moeilijkheden,' zei mijn vader altijd. Hoeveel werkwoorden staan in deze zin?
A
3
B
4
C
5
D
6
Slide 6 - Quiz
Maak een zin met zoveel mogelijk werkwoorden erin
Slide 7 - Open question
Hoeveel vormen zijn er van een werkwoord?
A
5
B
6
C
7
D
8
Slide 8 - Quiz
Welke vormen zijn dat? Denk aan persoonsvorm, ...
Slide 9 - Open question
zoek de ww'en: Als we op vakantie gaan naar een land waarvan we de taal niet spreken, zijn we altijd wel in staat om ons te redden. Zo lukt het ons altijd wel weer om een slaapplek te vinden en de weg daar naartoe te vragen.
Slide 10 - Open question
Einde van deze les
Je hebt nu geleerd hoe je werkwoorden kunt herkennen en welke vormen er zijn.
Herhaal nog een maal deze lesdoelen! Tot slot volgt hierna nog een poll.
Slide 11 - Slide
Wat vond je van deze manier van les volgen via lessonup?