3K H1.1 Kun jij kopen wat je wilt?

Hoofdstuk 1
Hoe welvarend ben jij? 
Paragraaf 1 Kun jij kopen wat je wilt?
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1
Hoe welvarend ben jij? 
Paragraaf 1 Kun jij kopen wat je wilt?

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen primaire behoeften en secundaire behoeften.
  • Je kunt uitleggen wat het bij economie betekent als iets schaars is.
  • Je kunt uitleggen wat welvaart is en op welke manieren je welvaart kan toenemen.
  • Je kunt met een percentage een getal berekenen.

Slide 2 - Slide

Behoeften kun je verdelen in                            behoeften zoals eten en een dak boven je hoofd 
en                             behoeften die het leven aangenamer maken.
Primaire
Secundaire

Slide 3 - Drag question

Basisbehoeften
Overige behoeften

Slide 4 - Drag question

Goederen
Diensten

Slide 5 - Drag question

Sleep naar het juiste vak
Gebruiksgoederen
Verbruiksgoederen

Slide 6 - Drag question

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Procenten
Een jas kost normaal €200 en is nu in de sale! Je krijgt 20% korting.

€200:100x20 = €40 is de korting

Nieuwe prijs = €200 - €40 = €160


Slide 11 - Slide

Hoeveel is 34% van 1.200?
A
900
B
416
C
388
D
408

Slide 12 - Quiz

Je krijgt €10 zakgeld. Na je verjaardag krijg je 15% meer, hoeveel is dit?
A
€0,15
B
€15
C
€16,50
D
€1,50

Slide 13 - Quiz

Wat is een primaire behoefte?
A
kleding
B
laptop
C
nieuwe iphone
D
vakantie

Slide 14 - Quiz

Waar hoort een rietje bij?
A
Schaarse goederen
B
Vrije goederen

Slide 15 - Quiz

Waar hoort regen bij?
A
Schaarse goederen
B
Vrije goederen

Slide 16 - Quiz

Wat is welvaart?
A
Hoeveel iemand kan kopen
B
In hoeverre je in je behoefte kunt voorzien
C
Hoe leuk je je leven vindt
D
Hoeveel je kunt bewegen

Slide 17 - Quiz

Hoe kan je welvaart toenemen?
A
Door het kopen van goederen en diensten
B
Door zelfvoorziening
C
Door zo min mogelijk uit te geven
D
Door te stoppen met werken

Slide 18 - Quiz

Ik weet nu voldoende om aan de slag te kunnen met de opdrachten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Aan de slag!
1.1  vraag 5 t/m 12 maken

Niet af = Huiswerk!

Slide 20 - Slide