woensdag 5 februari

woensdag 5 februari
  • terugblik
  • boeken, chromebook?
  • zelfstandig werken
  • herhaling grammatica voegwoorden en bijzinnen 
  • nieuws kijken
  • lezen
1 / 31
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

woensdag 5 februari
  • terugblik
  • boeken, chromebook?
  • zelfstandig werken
  • herhaling grammatica voegwoorden en bijzinnen 
  • nieuws kijken
  • lezen

Slide 1 - Slide

Hoe gaat het vandaag met je?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

  • DCU-lijst handtekening zetten
  • lijst chromebook en boeken invullen 

Slide 3 - Slide

Welke voegwoorden ken jij?

Slide 4 - Open question

Het lesdoel van vandaag is:
Na de les kunnen jullie de woorden als of omdat  gebruiken om van 2 zinnen 1 hele zin maken (hoofdzin + bijzin).


Slide 5 - Slide

Welk woord kan hier staan?
Jij drinkt koffie ... ik drink thee.
Wil je koffie ... wil je thee?
Ik drink nooit koffie, ... ik vind het niet lekker.
Ik drink nooit koffie, ... ik het niet lekker vind.
Ik drink wel melk, ... ik vind het niet zo lekker.
Het is 13:30 uur, ... ik ben vrij.

Slide 6 - Slide

Voegwoorden
en               --> opsomming, verbindt twee zinnen
want         --> waarom iets is, waarom iets gebeurt
maar        --> tegenstelling
dus           --> conclusie
omdat     --> antwoord op een 'waarom'-vraag
of               --> een keuze

Slide 7 - Slide

Zullen we naar het strand gaan ... zullen we naar het bos gaan?
A
en
B
of
C
maar
D
want

Slide 8 - Quiz

Ik moet weg, ... ik wil niet te laat komen.
A
want
B
maar
C
of
D
dus

Slide 9 - Quiz

Ik heb de trein gemist, ... over tien minuten komt de volgende trein al.
A
of
B
dus
C
omdat
D
maar

Slide 10 - Quiz

Ali stopt met voetballen, ... hij vindt het niet meer leuk
A
want
B
omdat
C
dus
D
en

Slide 11 - Quiz

Ali stopt met voetballen, ... hij het niet meer leuk vindt.
A
want
B
omdat
C
dus
D
en

Slide 12 - Quiz

Hoofdzinnen

Volgorde van een hoofdzin:
Wie of wat - werkwoord - rest van de zin - tweede werkwoord
Ik kan vandaag niet werken, want ik ben ziek
Felix is moe, maar hij kan niet slapen




Slide 13 - Slide

Je maakt 1 zin van 2 hoofdzinnen
wie/wat      werkwoord          rest
---------------------------------------------------
Mijn opa      is                             81  en
mijn oma    is                             79 jaar

Slide 14 - Slide

Je maakt 1 zin met 2 hoofdzinnen:


wie/wat            werkwoord   rest     2e werkwoord
-------------------------------------------------
Mijn moeder  is                       ziek, dus
zij                        gaat                 niet      wandelen

Slide 15 - Slide

Maak er 1 zin van
Ik kan vandaag niet werken.
Ik ben ziek.
  • Ik kan vandaag niet werken want ik ben ziek.

Slide 16 - Slide

Bijzinnen
In een bijzin verandert de volgorde van de zin:
Het werkwoord staat op de laatste plaats wanneer je omdat of als gebruikt. 

Ik kan vandaag niet werken, omdat ik vandaag ziek ben.
We gaan naar Turkije, als we vakantie hebben

Slide 17 - Slide

Om 1 zin te maken van 2 hoofdzinnen, gebruik je de woorden:

en, want, maar, dus, of
Het eerste werkwoord staat op de tweede plaats.

Slide 18 - Slide

Je kunt ook één zin maken met een hoofdzin en een bijzin.
Kijk maar mee naar de video:

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Let op de plaats van het werkwoord!:
wie/wat   werkwoord  rest
-----------------------------------------------------------
Ze              dragen           vandaag geen jas, omdat

wie/wat   rest                 werkwoord
------------------------------------------------------------
het             warm             is

Slide 21 - Slide

Omdat
Met omdat geef je een reden. 
Wanneer iemand een vraag stelt met waarom, geef je antwoord met omdat.
Vraag: Waarom kom je niet naar het feest?
Antwoord: Omdat ik die dag moet werken. 

Slide 22 - Slide

Als
Met als vertel je wanneer iets gebeurt. 
Stelt iemand een vraag met wanneer? Dan kun je antwoord geven met als. 
Vraag: Wanneer ga je uiteten?
Antwoord: Als ik jarig ben

Slide 23 - Slide

opdracht
1. maak de opdrachten
2. vergelijk met je buurman/buurvrouw de antwoorden

Slide 24 - Slide

Je kunt dus 1 zin maken van een hoofdzin en een bijzin.
Hiervoor gebruik je de woorden ALS en OMDAT.
omdat geeft een reden aan
als geeft aan wanneer

Slide 25 - Slide

Let op de volgorde van de woorden:
hoofdzin + hoofdzin:
Felix is blij, want hij mag naar school.

hoofdzin + bijzin:
We gaan naar Turkije, als we vakantie hebben.


Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Het lesdoel van vandaag was:
Na de les kunnen jullie de woorden als of omdat  gebruiken om van 2 zinnen 1 hele zin maken (hoofdzin + bijzin).

Is dat gelukt?

Slide 28 - Slide

Lezen 
In stilte lezen.

Leerdoel; woordenschat vergroten
timer
30:00

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Tot vrijdag!

Slide 31 - Slide