Lees de zinnen hieronder. Benoem de onderstreepte woorden.
Kies uit: persoonlijk voornaamwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord, lidwoord, voorzetsel
Hebben jullie (1) de (2) nieuwe (3) film over Batman gezien? Hij draait nu in
(4) de bioscoop (5).