-je kunt met de brutowinst opslag de verkoopprijs berekenen
-uitleggen hoe je rekening kunt houden met je concurrenten
-uitleggen wat de verschillen tussen een fysieke winkel en webshop zijn
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2
This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
5.2 Wat wordt de prijs
Lesdoelen
-Je kunt uitleggen wat de inkoopprijs is
-je kunt met de brutowinst opslag de verkoopprijs berekenen
-uitleggen hoe je rekening kunt houden met je concurrenten
-uitleggen wat de verschillen tussen een fysieke winkel en webshop zijn
Slide 1 - Slide
Deze kaartjes zijn gemaakt door BK 3 D&P, met als doel ze te gaan verkopen.
Slide 2 - Slide
Is BK3 in dit voorbeeld een
A
groothandel
B
detailhandel
C
detaillist
D
retailer
Slide 3 - Quiz
De kaartjes zijn gedrukt door een drukker
Dit is de factuur. Totaal zijn er 2500 kaarten afgedrukt voor totaal € 203,73. Bereken de inkoopprijs.
Slide 4 - Slide
Wat is de formule hoe je de inkoopprijs berekent?
Slide 5 - Open question
Totaal zijn er 2500 kaarten afgedrukt voor totaal € 203,73. Bereken de inkoopprijs.
Slide 6 - Open question
Als we er van iedere kaart maar 100 hadden besteld, was de kostprijs per kaart € 0,125 geweest.
Slide 7 - Slide
Waarom is de kostprijs van dezelfde kaartjes goedkoper als je er meer laat afdrukken?
Slide 8 - Open question
Het doel van deze actie is om geld in te zamelen.
Er moet dus een 'winst' worden behaald. Daarom is de verkoopprijs hoger dan de inkoopprijs. De verkoopprijs is de prijs waarvoor de kaartjes verkocht gaan worden.
De brutowinstopslag is voor de set van 5 kaartjes bepaalt op 650%. De inkoopprijs van de 5 kaartjes was (5x € 0,08=)€ 0,40
Bereken de verkoopprijs
Slide 9 - Slide
Wat is de formule van de verkoopprijs berekenen?
Slide 10 - Open question
De inkoopprijs van de 5 kaartjes was (5x € 0,08=)€ 0,40. De brutowinstopslag is 650%. Bereken de verkoopprijs
Slide 11 - Open question
Vorig jaar
heeft de huidige BK4 klas dit ook gedaan. Ze hebben nog aantal sets over van vorig jaar. Stel dat zij nu denken, 'wij gaan die ook verkopen om geld op te halen voor LSD*' (*laatste schooldag) voor een bedrag van € 1,50 per set.
Slide 12 - Slide
Is er dan sprake van concurrentie? Leg je antwoord uit.
Slide 13 - Open question
Er komt nog een set te koop
Hier zitten 10 kaarten in voor een verkoopprijs van € 5,-
De kostprijs van de 10 kaarten is (10x € 0,08 =) € 0,80. Bereken de brutowinstopslag.
Slide 14 - Slide
Bereken de brutowinstopslag in € (verkoopprijs € 5 en kostprijs € 0,80)
Slide 15 - Open question
Bereken de brutowinstopslag in % (verkoopprijs € 5 en kostprijs € 0,80)
Slide 16 - Open question
Ik begrijp de leerdoelen van paragraaf 2 nu (beter)?