gezinsvormen les 1 + 2

 IK EN MIJN GEZIN

Hoe ziet mijn gezin eruit?
1 / 33
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch handelenSecundair onderwijs

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

 IK EN MIJN GEZIN

Hoe ziet mijn gezin eruit?

Slide 1 - Slide

We gaan vandaag starten met een nieuw thema. Maar voordat we echt aan de slaq gaan, wil ik jullie wat meer informatie geven over mezelf. Ik kom uit een gezin met een oudere broer en zus. Later ben ik gehuwd en kreeg ik ook 2 dochters en een zoon. Dus ik had dezelfde gezinsvorm als mijn gezin van oorsprong. Na 23 jaar ben ik gescheiden, de oudste dochter (toen 22) verliet ook het nest. Dus bleef ik over met de jongste dochter en zoon.
Waar ik eigenlijk naar toe wil is dat gezinsvormen kunnen veranderen in de tijd.
We gaan nu een rondje doen bij jullie.
-    Hoe heet je?
-    Heb je broers of zussen?
-    Wat vind je leuk aan je broers of zussen?
-    Wat doen jullie graag samen?
-    Wie zijn je ouders?
-    Wat vind je leuk aan je ouders?
-    Vind je dat je een leuk gezin hebt?
-    …

Jullie hebben zojuist kort mogen vertellen over jullie gezin. We hoorden al dat niet iedereen zijn gezin er hetzelfde uit ziet en er dus verschillen zijn. Het thema waarmee we aan de slag gaan is ‘ik en mijn gezin’. We gaan vandaag leren dat er verschillende soorten gezinnen of gezinsvormen zijn.

LKR: We gaan eerst starten met volgend filmpje. Let goed op en noteer op een blaadje welke gezinsvormen in het filmpje worden benoemd.
Leerdoelen
Aan het einde van de les:
- Kan je de verschillende gezinsvormen benoemen.
- Kan je de verschillende gezinsvormen vanuit een casus definiëren.
- Kan je de gezinsvorm waartoe je behoort, toelichten.



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Video

LKR: Wat hebben jullie genoteerd? Over welke gezinsvormen sprak Dieter?
LL: nieuw- samengesteld gezin
LL: Een mama, papa en twee kinderen
LL: Twee mama’s en één kind
LL: alleenstaande mama met één kind

Gezinsvormen
Welke gezinsvormen herkennen we?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

1.1 Welke gezinsvormen bestaan er?
- Welke verschillende gezinsvormen zijn er?

- Waarin verschillen ze van elkaar?

Slide 5 - Slide

LKR: Jullie hebben nu van elkaar gehoord en in het filmpje gezien dat je gezinnen in alle soorten en maten hebt. We gaan eens kijken welke gezinsvormen er zijn en waarin die met elkaar verschillen.
1. Kerngezin of traditioneel gezin
Een volwassen man en vrouw leven samen en hebben samen kinderen. Ze zijn de biologische ouders van de kinderen.


Slide 6 - Slide

LKR: Dat is het gezin hoe het van oudsher was. Tegenwoordig zijn er veel meer gezinsvormen dan vroeger.
Hoe zou dit gezin eruit zien?

Dat is een basisgezin, een vader en moeder die samenwonen met hun biologische kinderen.

LKR: Weet iedereen wat biologische ouders zijn? Wie  kan dit een keer uitleggen?

Biologische ouders: Zij zijn de echte mama en papa van de kinderen. Zij hebben jou verwekt.

biologische ouders: zijn de ouders die je had toen je geboren werd.
2. Nieuw samengesteld gezin
Eén of beide ouders brengen kinderen mee in een nieuwe relatie. Soms hebben ze ook samen nog kinderen.

De niet-biologische ouder van de kinderen in het gezin, wordt vaak plusouder genoemd in plaats van stiefouder.


Slide 7 - Slide

LKR: Hierin hoor je de woorden nieuw en samengesteld. Dus je krijgt een nieuwe samenstelling.

Wanneer een ouder met zijn of haar kinderen een nieuw gezin vormt met een partner, die mogelijk ook kinderen uit een eerdere relatie heeft. Er wordt vaak gesproken van een plusouder.

plusouder:  partner van vader of moeder, die geen biologisch verwantschap met het kind heeft.


3. Eénoudergezin
Een volwassene met kinderen van wie hij of zij de biologische ouder is.

Slide 8 - Slide

LKR: Hierin hoor je één ouder. Hoe zou dit gezin er dan uit zien?

Een volwassene die alleen voor zijn of haar biologische kinderen zorgt.
4. Homo- of lesbogezin
Twee mannen of twee vrouwen die samenleven en kinderen hebben, uit een vorige heterorelatie, geadopteerd of als pleeggezin. 

Een van de twee kan ook de biologische vader of moeder zijn via draagmoederschap of zaaddonatie.

Slide 9 - Slide

LKR: Hierin zien we twee woorden die we kennen homo – lesbo. Hoe zou dit gezin eruit zien?

Twee mannen of vrouwen die samenleven en kinderen opvoeden.
Dit kunnen kinderen zijn uit een vorige heterorelatie, adoptiekinderen, pleegkinderen of biologische kinderen via draagmoederschap of zaaddonatie.

Heterorelatie: Relatie tussen man en vrouw.

Pleegkinderen: kinderen niet door hun eigen biologische ouders, maar door vervangende ouders verzorgd en opgevoed worden. Dit gebeurt soms wanneer ouders bv.tijdelijk niet voor hun kinderen kunnen zorgen.

geadopteerd: Soms kunnen kinderen niet bij hun biologische ouders blijven. De biologische ouders kunnen soms om verschillende redenen niet meer voor hun kinderen zorgen waardoor ze niet samen kunnen blijven. In zulke gevallen kunnen andere volwassenen, die heel graag kinderen willen hebben, ervoor kiezen om voor die kinderen te zorgen en hen op te voeden. Dit heet adoptie.

Draagmoederschap: Draagmoederschap is wanneer een vrouw, de draagmoeder genoemd, zwanger wordt met de baby van een ander koppel.  In een homo of lesbische relatie kan een koppel zelf geen baby krijgen. Een draagmoeder kan hen helpen door hun baby te dragen en ter wereld te brengen.

Zaaddonatie: Zaaddonatie is wanneer een man besluit om zijn zaad een speciale plaats te geven (doneren). Zo kan een koppel dat vanuit zichzelf geen kinderen kan krijgen via dergelijke procedure toch een kind krijgen.
5. Pleeggezin
Eén of twee volwassenen zorgen voor kinderen (tijdelijk). Ze zijn niet de biologische, maar wel de sociale ouders.



Slide 10 - Slide

LKR: Dat heeft te maken met pleegzorg. Wat weet je van pleegzorg? Heeft iemand hier al eens gehoord?

Een pleeggezin is een gezin dat tijdelijk voor een kind zorgt wanneer het niet bij zijn biologische ouders kan wonen. Deze regeling kan plaatsvinden vanwege verschillende redenen, zoals problemen binnen het biologische gezin, zoals ziekte, verslaving, misbruik, verwaarlozing, of andere moeilijke omstandigheden

Een gezin waarin volwassenen zorgen voor kinderen die niet hun biologische kinderen zijn.

Sociale ouders: ouders die betrokken zijn bij de opvoeding en verzorging van een kind, maar niet biologisch verwant zijn met dat kind.
6. Adoptiegezin
Eén of twee volwassenen hebben kinderen waarvan ze niet de biologische ouders zijn. Ze zijn sociale en juridische ouders.

Slide 11 - Slide

LKR: Hierin zien we het woord adoptie wat komt van adopteren. Wie kan vertellen wat dit adoptie precies is?

Soms kunnen kinderen niet bij hun biologische ouders blijven. De biologische ouders kunnen soms om verschillende redenen niet meer voor hun kinderen zorgen waardoor ze niet samen kunnen blijven. In zulke gevallen kunnen andere volwassenen, die heel graag kinderen willen hebben, ervoor kiezen om voor die kinderen te zorgen en hen op te voeden. Dit heet adoptie.

Een gezin waarin volwassenen de sociale en juridische ouders zijn van kinderen die niet hun biologische kinderen zijn.

Juridische ouders: Zij hebben de wettelijke verantwoordelijkheid voor het welzijn en de opvoeding van het kind.
7. Generatiegezin
Ouders en kinderen leven in een groter familieverband met bijvoorbeeld grootouders, tantes, ooms …

Slide 12 - Slide

LKR: Hierin hoor je het woord generatie. We spreken wel eens over de vorige of de volgende generatie, onze grootouders zijn de vorige generatie, de volgende generatie dan verwijzen we naar onze kinderen, kleinkinderen. Wat zou een generatiegezin dan kunnen zijn?

Een gezin waarin meerdere generaties samenleven
8. Co-ouderschap na scheiding
Gezagsco-ouderschap betekent dat gescheiden ouders beiden instaan voor de opvoeding van hun kind (ouderlijk gezag).

Dit komt voor bij kinderen die afwisselend bij een van beide ouders wonen (2 adressen). Maar ook als het kind woont bij de ene ouder en bij de andere ouder op bezoek gaat (één adres). 
Eventuele nieuwe partners (plusouders) hebben juridisch geen ouderlijk gezag, maar oefenen wel ouderlijke taken uit.

Slide 13 - Slide

LKR: Beide ouders delen na de scheiding de zorg en verantwoordelijkheid voor hun kinderen.

Gescheiden ouders die het ouderlijk gezag delen

ouderlijk gezag: beide ouders staan in voor de opvoeding van hun kind

Ouderlijke taken: verzorging, gezondheidszorg, opvoeding... zijn taken die een ouder hoort uit oefenen. Deze taken kunnen ook door en plusouder gedaan worden.
Volgende gezinsvormen zijn bestaande vormen, maar komen minder vaak voor.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

9. Mee-oudergezin
Eén of twee volwassenen, met een eigen gezin, zorgen naast de ouders, mee voor de kinderen en zijn nauw betrokken bij de opvoeding.

Slide 15 - Slide

LKR: Hierin hoor je mee –ouder. Je zou het kunnen zien als een of twee volwassenen die mee de ouder willen zijn van iemand anders zijn kinderen.

Een gezin waarin volwassenen de opvoeding van kinderen delen met de ouders
10. Tienergezin
Een minderjarige deelt de opvoeding van zijn of haar kind met een volwassene, meestal met de eigen ouder(s).

Slide 16 - Slide

LKR: Je hoort er het woord tiener in. Hoe zou deze gezinsvorm eruit kunnen zien?

Een minderjarige die samen met een volwassene een kind opvoedt
Welke gezinsvorm is het?
timer
10:00

Slide 17 - Slide

Daarna oefening klassikaal verbeteren.

Slide 18 - Open question

This item has no instructions


Slide 19 - Open question

This item has no instructions


Slide 20 - Open question

This item has no instructions


Slide 21 - Open question

This item has no instructions


Slide 22 - Open question

This item has no instructions


Slide 23 - Open question

This item has no instructions


Slide 24 - Open question

This item has no instructions


Slide 25 - Open question

This item has no instructions


Slide 26 - Open question

This item has no instructions


Slide 27 - Open question

This item has no instructions


Slide 28 - Open question

This item has no instructions


Slide 29 - Open question

This item has no instructions


Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 31 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 32 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 33 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.