Examentraining Mavo deel III

Examentraining Mavo deel III
Rekenen met procenten
Belastingen
Exportquote
Reële stijgingen
Afschrijvingen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Examentraining Mavo deel III
Rekenen met procenten
Belastingen
Exportquote
Reële stijgingen
Afschrijvingen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Met een gegeven % een getal berekenen
Stel je hebt een inkomen van € 1.256,- per maand. 
Hiervan spaar je 18%. Hoeveel spaar je dan?
1256 : 100= 12,56 x 18 = € 226,08

of in een tabel waarbij je 1256 op 100 zet en de 18 % gaat uitrekenen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Van een getal berekenen hoeveel % het is
Je hebt op een school 567 leerlingen hiervan zitten er 210 in de bovenbouw. Hoeveel % is dat?


iets : totaal x 100%   Of  wat : waarvan x 100%

dus: 210 : 567 x 100 = 37%

in een tabel:  567 op 100% zetten en dan de 210 invullen tweede hokje naast 567. Je kan dan een 1 in het midden zetten en het  % uitrekenen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Stijging of daling in %
Vorig jaar waren er 98 aanmeldingen. Dit jaar zijn er maar liefst 145 nieuwe aanmeldingen voor de school. Hoeveel % is dit gestegen?

Relatieve verandering= %
Absolute verandering= getal
stiging of daling  = afname of toename in procenten ->

(nieuw-oud) : oud x 100%    dus:  (145 - 98) : 98 x 100 = 48%

in een tabel:  OUde getal op 100% zetten en dan het nieuwe getal 2 hokjes verder dan het oude. een 1 in het midden en de % van het nieuwe getal uitrekenen.  Het verschil tussen de 100% bij het oude getal en het nieuwe getal is je stijging of daling!

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Een prijsverschil in %
Een Peugeot scooter kost € 2.250,-  en een Kymco kost € 1.689,-
Hoeveel % is de Peugeot duurder dan de Kymco?
1. reken eerst het prijsverschil uit in €
2. je wil weten hoeveel de P duurder is dan de K scooter. Je vergelijkt dus met de Kymco. dit is belangrijk voor het uitrekenen dat je dit weet. want je moet dus het getal van Kymco gebruiken om te delen.
3. deel het prijsverschil door het totaalbedrag van de Kymco x 100%

dus hier:  prijsverschil is 2250 - 1689 = 561  ->  561 : 1689 x 100% = 33%

Zet je het in een tabel dan zet je het bedrag van Kymco op 100% omdat je daarmee vergelijkt ( zie ook stap 2)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

% Rekenen met de tabel  | regel van 3
Wat zetten we op 100%?
  1. Het oude getal ( bij % daling of stijging)
  2. Het totaal ( bij deel van geheel/korting)
  3. Het getal waarmee je vergelijkt ( het getal na het woordje dan) Hoeveel is de broek van Mart (€50 ,-) duurder dan die van Job (€48,-) 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Belasting Box 1    |    inkomen
loon: € 35.000
Eigen woningforfait : € 2.200
Bijtelling €4.200
Hypotheekrente : € 5.025
Studiekosten: € 1.300

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Bereken het belastbaar inkomen
loon: € 35.000
Eigen woningforfait : € 2.200
Bijtelling €4.200
Hypotheekrente : € 5.025
Studiekosten: € 1.300

Slide 9 - Slide

35.000
  2.200
  4.200
-------------- +
41.400
  5.025
  1.300
------------- -
35.075
Simone heeft een belastbaar inkomen van € 71.500,- . Hoeveel belasting betaalt ze?
Pieter heeft een vermogen van € 89.000,- 
Hoeveel belasting betaalt hij in box 3?
Belasting box 3

Slide 10 - Slide

68.508:100x37.1 = 25.416,46

71.500-68.508 = 2.992

2992:100 x 49,5= 1.481,04
Indexcijfers
  1. Je vergelijkt alle jaren met eenzelfde jaar : het basisjaar
  2. Het indexcijfer zet je geen % achter dit is gewoon een getal
  3. Indexcijfer van het basisjaar is 100

    Indexcijfer = nieuw getal : getal basisjaar x 100 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

CPI

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Uitwerking

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Nominale stijging = stijging in % zoals gegeven ( hier de 48%)

Reële stijging = rekening houden met inflatie dus de stijging van nominaal - % inflatie.

zo heb je ook:  reële rente, reëel nationaal inkomen 

Slide 14 - Slide

Het nominale is veel hoger omdat er geen rekening is gehouden met de inflatie. Bij Reële wel.
Afschrijving kapitaalgoederen
Afschrijving = (aankoopwaarde - restwaarde) : aantal jaren

Een inpakmachine kost € 120.000,- en na 15 jaar is het ongeveer nog € 47.000,- waard. Wat is de afschrijving per jaar?

Slide 15 - Slide

120.000 - 47.000 = 73.000
73.000 :15= € 116.866,67
Inkomen per hoofd van de bevolking
Welvaart van landen kun je vergelijken dmv het inkomen per hoofd van bevolking 

Inkomen per hoofd = Nationaal inkomen : totaal aantal inwoners

-> dus alle lonen in een land opgeteld : aantal inwoners is gemiddelde inkomen pp

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Import- en exportquote
Importwaarde = aantal geïmporteerde goederen x prijs
Exportwaarde = aantal geëxporteerde goederen x verkoopprijs

importquote = importwaarde : nationaal inkomen x 100%

exportquote = exportwaarde : nationaal inkomen x 100%

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

303,5 : 664,6 x 100% = 46%
Enkelvoudige rente berekenen
Gebruik je bij spaardeposito's

Enkelvoudige rente= rente%:100 x spaarbedrag x aantal jaar

Bij 5% rente op een bedrag van € 4.500 dat je 5 jaar vast zet krijg je:
0,05 x 4.500 x 5 = € 1.125,- rente

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Samengestelde rente
Groeifactor = 100 + % :100
Samengestelde rente= bedrag x groeifactor^jaren
dus bij 5 jaar rente van 5% op een bedrag van € 4.500 krijg je:
4.500 x 1,05^5 = 5.743,27 (nieuwe saldo)

Rente = 5743,27 - 4.500 = € 1.243,27

Slide 20 - Slide

This item has no instructions