This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
De beknopte bijzin heeft geen onderwerp.
A
onjuist
B
juist
Slide 2 - Quiz
Wat is de hoofdzin en wat is de beknopte bijzin?
A
Joris koos = hoofdzin
B
na lang te hebben getwijfeld = beknopte bijzin
C
uiteindelijk toch voor een CM-profiel = hoofdzin
Slide 3 - Quiz
Hij is altijd en eeuwig te laat.
A
tegenstelling
B
overdrijving
C
pleonasme
D
tautologie
Slide 4 - Quiz
Die roze frambozen zien er lekker uit.
A
tegenstelling
B
overdrijving
C
herhaling
D
pleonasme
Slide 5 - Quiz
Nu is het nog droog, maar straks krijgen we beslist regen.
A
tegenstelling
B
overdrijving
C
herhaling
D
pleonasme
Slide 6 - Quiz
We hebben onze hond laten inslapen.
A
understatement
B
eufemisme
C
litotes
Slide 7 - Quiz
Wis en waarachtig ga ik vanavond op de tv die wedstrijd bekijken.
A
understatement
B
eufemisme
C
litotes
D
tautologie
Slide 8 - Quiz
Het lijkt mij geen slecht idee om volgende week lekker uit eten te gaan.
A
understatement
B
eufemisme
C
litotes
D
tautologie
Slide 9 - Quiz
Na een geweldige gitaarsolo zei mijn vriend: 'Die gitarist kan wel een aardig deuntje spelen, nietwaar?'
A
understatement
B
eufemisme
C
litotes
Slide 10 - Quiz
Na het besluit om de subsidie te halveren stond de hele club op zijn kop.
A
understatement
B
eufemisme
C
overdrijving
Slide 11 - Quiz
Joris was blij, nee, opgetogen, zelfs uitzinnig van vreugde met het cadeau.
A
Tegenstelling
B
Omgekeerde climax
C
Climax
D
Herhaling
Slide 12 - Quiz
Koning, keizer, admiraal. Ik ken ze allemaal.
A
Tegenstelling
B
Drieslag
C
Herhaling
D
climax
Slide 13 - Quiz
Niemand die je helpt en niemand die je ziet. Nee, niemand die je ziet.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Herhaling
D
Climax
Slide 14 - Quiz
"Kunnen we zo een sanitaire stop maken? Ik moet even iets wegbrengen."
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme
Slide 15 - Quiz
Dat deze man binnenkort weer in de gevangenis belandt, lijkt mij niet onwaarschijnlijk.
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme
Slide 16 - Quiz
De familie Meiland heeft een leuk optrekje in Hengelo gekocht.
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme
Slide 17 - Quiz
Franka heeft haar vriendje Tom, die trouwe hond, volledig in haar macht.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie
D
metafoor
Slide 18 - Quiz
Siewert, die sluwe vos, heeft flink veel geld aan de overheid verdiend.
A
Vergelijking
B
Asyndetische vergelijking
C
Metafoor
D
Spreekwoord
Slide 19 - Quiz
Janna is een ster.
A
Vergelijking
B
Asyndetische vergelijking
C
Metafoor
D
Spreekwoord
Slide 20 - Quiz
Hij sprak bittere woorden, zo teleurgesteld was hij.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie
Slide 21 - Quiz
Zoals in de bergen een havik, vlugger vliegend dan al wat er vliegt, op een schichtige duif komt gestreken – deze wiekt zijdelings weg, maar de havik, telkens weer stotend, schiet op haar af met snerpende kreten: zijn vraatzucht spoort hem tot grijpen – zo snelde toen ook Achilles naar voren.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie
Slide 22 - Quiz
Zijn hoofd, een biet, sprak boekdelen.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie
Slide 23 - Quiz
Deze zomer zijn schreeuwende kleuren in de mode.
A
asyndetische vergelijking
B
homerische vergelijking
C
synesthesie
Slide 24 - Quiz
Wat is het verschil tussen een hyperbool en een understatement?
Slide 25 - Open question
Geef een voorbeeld van een eufemisme
Slide 26 - Open question
De bejaarde 65+-er haalde de griepprik bij de huisarts.
A
contaminatie
B
tautologie
C
pleonasme
Slide 27 - Quiz
Daar lusten de honden geen pap van.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie
Slide 28 - Quiz
De toekomst lacht ons toe.
A
Metoniem
B
Metafoor
C
Vergelijking
D
Personificatie
Slide 29 - Quiz
Die jongen is zo gek als een deur.
A
Metoniem
B
Metafoor
C
Vergelijking
D
Personificatie
Slide 30 - Quiz
De mooiste Van Gogh hangt in Amsterdam.
A
Metoniem
B
Metafoor
C
Vergelijking
D
Personificatie
Slide 31 - Quiz
Het zand was als een vloerkleed.
A
Metoniem
B
Metafoor
C
Vergelijking
D
Personificatie
Slide 32 - Quiz
D. Voor wie dit leest
A
vergelijking
B
metafoor
C
synesthesie
Slide 33 - Quiz
Weet je het nog?
Synesthesie is beeldspraak waarbij twee zintuigelijke indrukken worden vergeleken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 34 - Quiz
'Ik brand van verlangen.'
Welke vorm van beeldspraak?
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Metonymia
D
Synesthesie
Slide 35 - Quiz
1. Heb je geleerd/ geoefend voor de toets Nederlands?
Ja
Nee
Slide 36 - Poll
Hoe lees jij de lesstof voor een toets van Nederlands?