This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat is de medische term voor eierstok?
A
tubae
B
ovaria
C
uterus
Slide 2 - Quiz
Zijn de volgende stellingen juist of onjuist I: de eileiders vangen de eicel op en transporteren deze naar de baarmoeder II De eierstokken produceren eicellen en maken vrouwelijke hormonen aan
A
beide stellingen
zijn juist
B
beide stellingen
zijn onjuist
C
stelling I is juist,
stelling II is onjuist
D
stelling I is onjuist, stelling II is juist
Slide 3 - Quiz
I Bij de geboorte heeft een meisje ongeveer .... onrijpe eicellen II Onrijpe eicellen noem je ook wel ...
A
I ; 400.000
II ; follikels
B
I ; 400.000
II ; gele lichaam
C
I ; 5 miljoen
follikels
D
I ; 5 miljoen
II ; gele lichaam
Slide 4 - Quiz
Vanaf welke week heet een ongeboren kind een foetus i.p.v. embryo?
A
Week 7
B
Week 8
C
Week 12
D
Week 14
Slide 5 - Quiz
Noem behalve grotere borsten, vaak plassen en oprispend maagzuur nog andere klachten, die een zwangere vrouw heeft.
Slide 6 - Open question
Wat gebeurt er tijdens de ontsluiting?
A
De baby komt naar buiten
B
De baby gaat goed liggen
C
De baarmoedermond gaat open staan
D
De vruchtvliezen, navelstreng en placenta komen naar buiten
Slide 7 - Quiz
Wat gebeurt er tijdens de uitdrijving?
A
De baby komt naar buiten
B
De baby gaat goed liggen
C
De baarmoedermond gaat open staan
D
De vruchtvliezen, navelstreng en placenta komen naar buiten
Slide 8 - Quiz
Waarom heeft een kraamvrouw een groot risico op het krijgen van een Trombosebeen/kraambeen? I: door verminderde activiteit II: door hormonale veranderingen
A
beide zijn juist
B
beide zijn onjuist
C
stelling I is juist,
stelling II is onjuist
D
stelling I is juist
stelling II is onjuist
Slide 9 - Quiz
I: Welk hormoon zorgt voor de aanmaak van melk? II: welk hormoon zorgt voor de toeschietreflex?
A
I: oestrogeen
II: oxytocine
B
I: prolactine
II: HCG
C
I: Progesteron
II: oestrogeen
D
I: prolactine
II: oxytocine
Slide 10 - Quiz
Zijn de volgende stellingen juist/onjuist over het starten van de bevalling? I: doordat de placenta in kwaliteit afneemt, neemt Hcg af II: Oxytocine neemt toe; dit stimuleert samentrekking van de baarmoeder
A
beide zijn juist
B
beide zijn onjuist
C
stelling I is juist,
stelling II is onjuist
D
stelling I is onjuist
stelling II is juist
Slide 11 - Quiz
Wat zijn symptomen van een trombosebeen/kraambeen?