Grammar 33: Lidwoorden A /AN, THE

A of AN
Wanneer gebruik je A en wanneer gebruik je AN?

A - als de beginletter van een woord wordt uitgesproken als een medeklinker (d, p, s, k etc).

AN - als de beginletter van een woord wordt uitgesproken als een klinker (a, e, o, i, u).

LET OP! Het gaat om hoe je het UITSPREEKT, niet om hoe je het schrijft!
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2-4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

A of AN
Wanneer gebruik je A en wanneer gebruik je AN?

A - als de beginletter van een woord wordt uitgesproken als een medeklinker (d, p, s, k etc).

AN - als de beginletter van een woord wordt uitgesproken als een klinker (a, e, o, i, u).

LET OP! Het gaat om hoe je het UITSPREEKT, niet om hoe je het schrijft!

Slide 1 - Slide

A/AN
He is wearing ...uniform.
A
a
B
an

Slide 2 - Quiz

A/AN
My dad is ...... lorry-driver.
A
a
B
an

Slide 3 - Quiz


...... apple

A
a
B
an

Slide 4 - Quiz


.....hour
A
a
B
an

Slide 5 - Quiz


..... university
A
a
B
an

Slide 6 - Quiz

A/AN
My sister Jennifer is .... airhostess.
A
a
B
an

Slide 7 - Quiz


..... aunt
A
a
B
an

Slide 8 - Quiz

THE
Je gebruikt the voor zelfstandige naamwoorden. In het Nederlands gebruiken we dan de/het.

Als je praat over gebouwen gebruik je in het Engels soms wel en soms niet the.
WEL: als het gaat over een bepaald  gebouw (er wordt extra informatie over het gebouw gegeven, bijvoorbeeld de plaats).
vb. We go to the church in the city centre.

NIET: als het gaat om een gebouw in het algemeen. Gebouwen waarvoor dit geldt zijn: hospital, school, prison, college, church, university. 
vb. Every sunday we go to church

Slide 9 - Slide

He was brought to ......... hospital after the accident.
A
the
B
-

Slide 10 - Quiz

She goes to ............ school in Hoogeveen.
A
the
B
-

Slide 11 - Quiz

After high school I will go to ............. newest university of our country.
A
the
B
-

Slide 12 - Quiz

After his crime he was sent to ...... prison
A
the
B
-

Slide 13 - Quiz