De theorie van Piaget

De theorie van Piaget
1 / 38
next
Slide 1: Slide
PsychologieSecundair onderwijs

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

De theorie van Piaget

Slide 1 - Slide

Het sensomotorisch stadium

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Jean Piaget
  • vier stadia in de cognitieve ontwikkeling
  • Iedereen doorloopt deze 4 stadia in dezelfde volgorde.
  • Het tempo en de leeftijdsgrenzen verschillen van persoon tot persoon.
  • Het denken is gevoelig voor erfelijke invloeden (nature) en invloeden uit de omgeving (nurture).

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Een baby bevindt zich in het sensomotorische stadium.
  • Een baby leert denken door te doen.
  • Een baby leert zijn wereld kennen door zijn zintuigen (sensorisch) te gebruiken en te bewegen (motorisch).
  • Dit stadium bestaat uit 6 verschillende leeftijdsperiodes.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Objectpermanentie is het besef dat een voorwerp blijft bestaan, ook al verdwijnt het voorwerp uit het gezichtsveld.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Slide

Vanaf ongeveer 1 jaar ontstaat zelfbesef.
  • Kind herkent zichzelf eerst in de spiegel (zelfherkenning)
  • Daarna begint het zichzelf met 'ik' te benoemen.
  • Het kind beseft dat het bestaat, los van de wereld.
  • Het kind beseft dat het een zelfstandig persoon is, los van zijn ouders en andere mensen om zich heen.

Slide 12 - Slide

Het pre-operationele stadium

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Symbolisch denken = overgang van sensomotorische fase naar de preoperationele fase
  • zich dingen mentaal voorstellen
  • beelden van de werkelijkheid opslaan in zijn hoofd
  • verschillende betekenis geven aan een voorwerp of persoon
  • denken in symbolen

Slide 16 - Slide

Symbolisch denken is belangrijk voor:
  • tekenen
  • fantasiespellen
  • ...

Innerlijke beelden worden op verschillende manieren opgeroepen tijdens het spel.

Slide 17 - Slide

Peuters en kleuters geven een betekenis aan voorwerpen op basis van uiterlijke kenmerken.

Ze kunnen nog niet logisch denken.
  • geen inzicht in wat de gevolgen van hun handelingen kunnen zijn
  • wel verband leggen tussen twee gebeurtenissen

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Preoperationele fase - Piaget
Het kind ontwikkelt belangrijke denkvaardigheden:
  • objectpermanentie
  • symbolisch denken

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide


A
objectpermanentie
B
fantasie
C
symbolisch denken
D
uitgestelde imitatie

Slide 28 - Quiz


A
objectpermanentie
B
fantasie
C
symbolisch denken
D
uitgestelde imitatie

Slide 29 - Quiz


A
objectpermanentie
B
symbolisch denken
C
fantasie
D
taal: betekenis geven

Slide 30 - Quiz


A
dingen mentaal voorstellen
B
beelden opslaan in het geheugen
C
betekenis geven aan voorwerpen op basis van uiterlijke kenmerken
D
verbanden leggen tussen twee gebeurtenissen

Slide 31 - Quiz


A
symbolisch denken
B
geen inzicht in de gevolgen van gedrag
C
niet logisch denken
D
taal

Slide 32 - Quiz

Het concreet-operationeel stadium

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

  • tussen 7 en 12 jaar
  • vaardigheden worden steeds moeilijker
  • denken is verder gevorderd
  • minder denkfouten
  • systematisch, concreet en logisch denken

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide