3.1 Ijs - water - Waterdamp

Start van de les
- Rustige binnenkomst, direct naar je eigen tafeltje (klasopstelling).

- Check bij jezelf: jas/pet/kauwgom?

- Tablet blijft in de tas. Werkspullen pak je voor je.

- Zachtjes overleg tot timer is afgelopen. Lesstart -> aandacht naar voren.

- leesmoment (lezen theorie uit je lesboek).
Lezen Hoofdstuk 3 Water, paragraaf 1 en 2.


timer
2:00
1 / 23
next
Slide 1: Slide
ScienceNask / BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Start van de les
- Rustige binnenkomst, direct naar je eigen tafeltje (klasopstelling).

- Check bij jezelf: jas/pet/kauwgom?

- Tablet blijft in de tas. Werkspullen pak je voor je.

- Zachtjes overleg tot timer is afgelopen. Lesstart -> aandacht naar voren.

- leesmoment (lezen theorie uit je lesboek).
Lezen Hoofdstuk 3 Water, paragraaf 1 en 2.


timer
2:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

3.1 ijs - water - waterdamp

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen

Aan het einde van de les kan ik:
  • De drie fasen van een stof benoemen.

  • Verschillende soorten neerslag beschrijven.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Stofeigenschappen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Fasen: de drie toestanden waarin je stoffen tegen kunt komen.
Water als gas kun je NIET zien!
Water als gas heet waterdamp
Water als vaste stof heet ijs

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Faseovergangen
De manier waarop de deeltjes bij elkaar zitten bepaalt de fase.

Fase: de toestand waarin een stof zich bevind.

vast: deeltjes dicht op elkaar - weinig beweging
vloeibaar: wat meer ruimte - meer beweging
gas: heel veel ruimte - veel beweging

Faseovergangen: fasen kunnen in elkaar overgaan door verandering van de temperatuur. 

Vast     vloeibaar       gas

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Deeltjes bewegen
snel
Deeltjes bewegen nauwelijks

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Soorten neerslag en hun fase
            Dauw                                        Rijp                                         Ijzel
            Vloeibare toestand                                          vaste toestand                                          vaste toestand

Slide 8 - Slide

DAUW - Hele kleine waterdruppeltjes, zitten vaak sochtends op grassprieten als het erg vochtig is buiten. 

Rijp - Bestaat uit kleine ijskristallen, die bomen en planten heel mooi wit kunnen maken.

Ijzel - Zeer koude regen bevriest als het de grond raakt of een bevroren boom. Hierdoor kan het vaak heel glad zijn als het regent en heel koud is. 
Hoe ontstaat neerslag?
Rijp: kleine ijskristallen
IJzel
Dauw
Water verandert van gas naar vloeibaar
Hoe: warme lucht met waterdamp koelt af tegen een koud oppervlak.
Dit heet condensatie.
Water verandert van vloeibaar naar vast.
Hoe: vloeibaar water komt op een oppervlak dat 0°C of kouder is en bevriest.
Dit heeft bevriezen.
Water verandert van gas naar vast.
Hoe: warme lucht met waterdamp koelt af tegen een bevroren oppervlak.
Dit heet sublimatie.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Rijp bestaat uit allemaal kleine ijskristallen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Nevel
Een nevel bestaat uit kleine druppeltjes vloeistof die zweven in een gas.  Als deze kleine druppels water zijn en in de lucht zweven noemen we dat mist.
De fase is vloeibaar,
want gas zie je niet!

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Stoom

  • Stoom ontstaat wanneer water verandert van vloeibaar naar waterdamp (gas). 
  • Zie A. Je ziet stoom NIET.
  • Hoe: vloeibaar water wordt verwarmd en verdampt (waterdamp, dus gas). 
  • Dit heet verdamping.

  • Als stoom afkoelt door de koude lucht, ontstaan kleine waterdruppeltjes in de lucht.
  • Zie B.
  • Dit heet condensatie.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

  • Sneeuw ontstaat wanneer waterdamp in de lucht direct verandert van gas naar vaste stof.
  • Hoe: bij hele koude temperaturen hoog in de lucht vormen zich ijskristallen die samen sneeuwvlokken worden.
  • Dit heet sublimatie.


  • Alle kristallen hebben een zeshoekige structuur.
  • De meeste stoffen hebben een eigen kenmerkende kristalstructuur.
Sneeuw
Bergkristal

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Sleep de fase naar de juiste afbeelding van het  deeltjesmodel
Vloeibaar
Gas
Vast

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Vast
Vloeibaar
Gas
Zeewater
Waterdamp
Rijp
Mist
Wolk
Stoom
IJsklontje
IJzel

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Welke van de volgende vormen van water is vloeibaar?
A
Dauw
B
Sneeuw
C
Stoom
D
Wolk

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Welke soort van neerslag is dit?
A
Dauw
B
Rijp
C
IJzel

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Welke neerslag hoort bij welke afbeelding?
Rijp
Sneeuw
Regen
Dauw
IJzel
Hagel

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions

Welke uitspraak over ijzel is waar?

A
IJzel bestaat uit kristallen.
B
IJzel is een vaste stof.
C
IJzel is een vloeistof.
D
IJzel is waterdamp.

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Rijp en dauw zijn twee voorbeelden van neerslag.
In welk antwoord staat de juiste fase voor beide?

A
Rijp en dauw zijn beide vast.
B
Rijp en dauw zijn beide vloeibaar.
C
Rijp is vast en dauw is vloeibaar.
D
Rijp is vloeibaar en dauw is vast.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Strijders: De dichtheid van ijs en water
  • De meeste stoffen krimpen als ze van de vloeibare naar vaste fase gaan. Daardoor wordt het volume kleiner en de dichtheid groter.
  • Bij water is dat andersom! Als water vast wordt, dan wordt het volume juist groter.
  • De dichtheid wordt kleiner, ijs (bevroren water) drijft daardoor op vloeibaar water.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
Thema 3 Water, paragraaf 1 (blz. 82)
- Opdrachten 1 t/m 7
- Nakijken

Strijders
Opdracht 8 t/m 11 (maken + nakijken)

Klaar?
- test-jezelf + flitskaarten
(magister -> leermiddelen -> nova -> thema 3 -> paragraaf 1)


Slide 23 - Slide

This item has no instructions