Tuesday September 10

Tuesday September 10
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Tuesday September 10

Slide 1 - Slide

THIS WEEK:


Tuesday: 
bring FU + LIFE   

Wednesday:
bring FU + novel

Thursday:
bring FU + LIFE + H 2024 I

Slide 2 - Slide

Today:


FU page 14
LIFE unit 1 finish 1 A; start 1 B: present perfect versus past simple
Do the lesson Up in class;
Do Life  1 B page 13 ex 7
Study FU pages 8 - 14


Slide 3 - Slide

PRESENT PERFECT versus PAST SIMPLE

Slide 4 - Slide

                       Present perfect


        have / has + voltooid deelwoord

Slide 5 - Slide

PRESENT PERFECT
Gebruik Present Perfect:
1. iets is in het verleden begonnen en is nu nog aan de gang.
2. iets is in het verleden gebeurd en je merkt nu nog het resultaat. Relatie met het heden!


Slide 6 - Slide

SIGNAALWOORDEN present perfect

  • SO FAR - TOT DUSVER
  • TILL NOW - TOT NU
  • YET - AL (IN VRAAGZINNEN) OF NOG NIET (ONTKENNINGEN)
  • JUST - NET
  • ALREADY - AL 
  • FOR - VOOR TIJDSDUUR (LET OP: KAN OOK PAST SIMPLE)
  • SINCE - SINDS
  • LATELY -  KORT GELEDEN
  • RECENTLY - DE LAATSTE TIJD
  • NEVER - NOOIT (LET OP: OOK PRES. SIMPLE)
  • EVER - OOIT

Slide 7 - Slide

Examples: 
1. I have lived in New York for seven years now.
    Ik woon al zeven jaar in New York. --> in het verleden begonnen en nog steeds bezig.
2. I have painted the door.
     Ik heb de deur geschilderd. --> eerst was de deur groen, nu is hij blauw.
3. Sharon has broken her leg. --> now she can't walk without crutches
4. Jim has lost his keys. --> now he can't open the door

Slide 8 - Slide

                       Present perfect


        have / has + voltooid deelwoord

Slide 9 - Slide

Wat is dan het voltooid deelwoord?
er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                                  onregelmatige werkwoorden
1
2

Slide 10 - Slide

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed
play - played
walk - walked
work - worked
want - wanted

Slide 11 - Slide

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 12 - Slide

Past simple
Je gebruikt deze vorm als je het hebt over feiten, gewoonten etc. die in het verleden gebeurd zijn en nu helemaal klaar zijn.

Slide 13 - Slide

SIGNAALWOORDEN past simple 

  • yesterday      
  • ....ago
  • at 5 pm
  • in summer
  • in January...
  • in 2019
  • from 2015 to 2016
  • in the morning
  • on Tuesday

Slide 14 - Slide

Examples: 
I saw that movie yesterday. 
I met my girlfriend two months ago. 
When did you visit your grandparents? 
I didn't go to the UK in 2019. I went there in 2020. 

Slide 15 - Slide

Compare: 
I have already seen that movie. 
I have met Billie Eilish. 
Have you visited your grandparents yet? 
I have already been to the UK. 

Slide 16 - Slide

HOMEWORK:
Wednesday: 
Study FU pages 8 - 14
Bring novel

Thursday: 
Study FU pages 8 - 15
H 2024 I do questions 1 - 12
Do Life 1 B page 13 ex 7




Slide 17 - Slide